Godsdienst en vrede

Politiek lijken de vredesonderhandelingen in het Midden-Oosten volledig vast te zitten. Terwijl ik dit schrijf, is men ergens in het Midden-Oosten weer om de tafel gaan zitten. Het uitroepen van de Palestijnse staat lijkt voorlopig weer te zijn opgeschort. Maar zouden juist in het Midden-Oosten, waar de verschillende samenlevingen sterk verzuild zijn en waar religie derhalve van veel grotere betekenis is, de godsdiensten geen steentje kunnen en moeten bijdragen om nader tot elkaar te komen? Tijdens zijn bezoek aan Israel in maart deed paus Johannes Paulus reeds een oproep daartoe. Een oproep die meteen gehoor vond bij verschillende religieuze vertegenwoordigers. Over enkele dagen is het Rosj Hasjana, het begin van tien dagen waarin wij uitgebreid stil staan bij onze verrichtingen van het afgelopen jaar. Wat ging goed, wat fout? Hoe kan het beter? In dat kader heeft Levend Joods Geloof drie vertegenwoordigers van de voornaamste godsdiensten in het Midden-Oosten gevraagd in te gaan op de vraag wat de godsdiensten kunnen bijdragen aan het naderbij brengen van vrede. In de woorden van de Poolse pedagoog Janusz Korczac, die zijn pupillen volgde naar de gaskamers en die is geciteerd door dr Muhammad Hourani: 'Wij zijn alle broeders, zonen van dezelfde grond. Generaties met een gemeenschappelijk lot, en tegenspoed, en een lange weg samen. Dezelfde zon schijnt op ons neer, dezelfde hagel vernietigt onze oogsten en hetzelfde stof bedekt de beenderen van onze voorouders. De waarheid is, wij kenden meer tranen dan glimlachen, en schuld ligt niet enkel bij jullie of bij ons. Laten wij samen aan het werk gaan.'

De artikelen zijn zeer wisselend van stijl en lengte, maar vullen elkaar goed aan. Daarnaast kijkt dr R. Kronish, die het bezoek van de paus van nabij meemaakte, daar op terug. Voor degenen die niet zo goed weten wat voor een paus Johannes Paulus II ten slotte een portret van deze prelaat.

Naschrift in oktober: De hoopvolle sfeer die er - ondanks alles - eind deze zomer nog was, is inmiddels geheel vervlogen. De situatie in het Midden-Oosten is op een gruwelijke wijze ten slechte gekeerd. De drie eerstgenoemde artikelen geven een idee hoe het ook had gekund, hoe de dialoog misschien op termijn toch nog - al zijn de voortekenen zeer somber - toch kan worden verdiept en een positieve uitwerking kan hebben.

Het vervolg op dit thema is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 1 2000

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Rechtvaardige vrede en verzoening - bisschop Munib Younan

Welke rol speelt de godsdienst in het vredesproces in het Midden-Oosten? Is religie een bron van conflicten of een bron voor het slaan van bruggen? Kunnen de drie monotheïstische godsdiensten een positieve bijdrage leveren aan een rechtvaardige vrede? Dat zijn de vragen die steeds weer worden gesteld. Hoe reageren wij, Palestijnse christenen, daarop?

Vooropgesteld staat dat het conflict in het Midden-Oosten een politiek conflict is over land en geen religieus conflict. Een dergelijke uitspraak wil echter niet zeggen dat de godsdienst niet van tijd tot tijd is gebruikt voor het wettigen van politieke doelen, onrecht en/of bezetting van het land. De tijd is aangebroken voor de godsdienst om een profetisch karakter aan te nemen, de moed te tonen om onrecht te verwerpen en op zoek te gaan naar de positieve waarden, die zullen voeren naar een allesomvattende, blijvende en rechtvaardige vredesoplossing voor het conflict in het Midden-Oosten.

Profeten

Een blik op de godsdienst zoals wij die begrijpen, leert ons dat hij zich door de geschiedenis heen nooit veel heeft bekommerd om maatschappelijke structuren, religieuze instellingen of zelfs politieke krachten. Verantwoord geloof was nooit statisch, maar steeds dynamisch, teneinde niet alleen Gods wil en beloften te bespoedigen, maar ook om een modelmatige verschuiving van het recht te bewerkstelligen in de denkprocessen en de levens van de volkeren. De profeten zijn altijd weer impopulaire predikers geweest. Zij waren personae non gratae, omdat de ultieme wil van God van wezenlijker belang was dan statische onrechtvaardige structuren of misbruik van geloof. De woorden van de profeet Amos zijn zó krachtig wanneer hij zegt: 'Houd op met dat gebral van je liederen, dat getokkel op je harpen wil ik niet meer horen. Zorg liever dat het recht zijn loop heeft en dat gerechtigheid een bedding vindt als een nooit opdrogende beek.' (Amos 5: 23-24) Leed de profeet Jeremia niet zwaar, terwijl hij krachtige en pijnlijke voorspellingen deed, nota bene gericht tegen zijn eigen volk? Leed Jezus Christus niet aan het kruis omdat Hij de religieuze en maatschappelijke structuren op de proef had gesteld?

De godsdienst dient een profetische rol te hebben en zich te richten op de zaken die uit Gods oogpunt heden ten dage van belang zijn, uit het oogpunt van rechtvaardigheid, waarheid en verzoening. 'Rechtvaardigheid, maar dan ook alleen rechtvaardigheid, is de moeder van de religie.' De geloofwaardigheid van de godsdienst ligt besloten in de verkondiging van zijn profetische stem van het recht in een gebroken wereld. Maar ook in het bekennen van het onrecht aan andere volkeren, zoals de Palestijnen, en dat middels rechtvaardige vrede recht te zetten.

Onze volkeren in Israel en Palestina staan op het kruispunt dat kan worden tot een keerpunt in hun beider geschiedenis. Op dat kruispunt dienen Joden, christenen en moslims zich een wijle op te houden en kritisch naar zichzelf te kijken: is de godsdienst een bron van conflict en onenigheid geweest? Het is in dit land erg gemakkelijk de schuld te leggen bij de andere godsdienst en het eigen geloof niet nog eens onder de loep te nemen. Het is verleidelijk om religie aan te wenden voor de eigen politieke belangen. Het conflict krijgt vaak een religieus, of zelfs theologisch karakter.

Het kan zeer aanlokkelijk zijn om een vruchtbare bodem te creëren voor eschatologische en apocalyptische interpretaties. Maar een dergelijke benadering geeft wel aanleiding tot een geweldig conflict, ook binnen de eigen religie. Het zorgt voor onnodig religieus mentalisme en/of politiek extremisme.

Waarden

God roept ons op tot een trialoog, teneinde op zoek te gaan naar de waarden die de drie monotheïstische godsdiensten gemeenschappelijk hebben en een positieve bijdrage te leveren voor de toekomst van de twee volkeren in een land dat zij delen. God roept ons op tot een dialoog van tesjoewa en liefde, waarin wij de verplichting aangaan: een einde aan de oorlog, het bloedvergieten, de stigmatisering, de demonisering, de vooroordelen en de haat.

Die trialoog moet het derde millennium en ons in de 21ste eeuw voeren naar een dialoog van liefde en vergeving en verzoening tussen de ene mens en de andere, en in het bijzonder tussen Palestijnen en Israeli's.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr.1 2000

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











'Geen enkele religie is een eiland' - rabbijn Na'ama Kelman

Het kantoor van rabbijn Na'ama Kelman, op het Hebrew Union College in Jeruzalem, is zuiver functioneel; het enige persoonlijke is een laag bakje met zand erin, een aantal 'strategisch' geplaatste steentjes en een harkje. Tijdens ons gesprek harkt zij van tijd tot tijd bedachtzaam door het zand. Het is eind juli en rabbijn Kelman is, ondanks het feit dat er in Camp David geen akkoord is gesloten, voorzichtig positief over hetgeen er in politiek opzicht wél is bereikt. Maar de weg naar vrede zal nog erg lang zijn. Bij het eerste - telefonische - contact had zij er spontaan uitgeflapt dat het soms net lijkt alsof er heel veel is gebeurd, maar op andere momenten alsof er nog niets is gebeurd. Wat bedoelde zij daarmee?

Rabbijn Kelman: 'Interkerkelijke activiteiten zijn in Israel zó politiek beladen dat ik er nooit honderd procent zeker van ben of een bepaald onderwerp een interkerkelijke of een politieke kwestie is. Bij een zuiver interkerkelijke ontmoeting, wanneer het om zuiver theologische discussies over teksten gaat, bestaat dat probleem amper. Dan weten wij tot een zekere mate van begrip voor elkaar te komen. Ik ben hier in Israel al een aantal jaren betrokken bij interkerkelijke dialooggroepen, vooral wat betreft de dialoog tussen christenen en Joden. Wij buigen ons over zaken als het concept van vergeving in het christelijke en in het joodse geloof. Of wij trekken vergelijkingen tussen de seder, met Pesach, en de gebruiken met Pasen. Die gesprekken verlopen uitstekend.'

Rechtvaardigheid

'Maar ik heb ook deelgenomen aan internationale interkerkelijke bijeenkomsten, waar moslims, christenen en joden samenkomen en acuut is er .... De moslims beginnen vragen te stellen in de trant van: Hoe kunnen jullie nou spreken over heiligheid? Iedere steen in Jeruzalem is heilig! Of zij vragen: Hoe kunnen jullie spreken over rechtvaardigheid, terwijl het systeem hier onrechtvaardig is, terwijl de regering en het leger onrechtvaardig handelen? Ik ben hier nu zo'n zes à zeven jaar bij betrokken en wanneer het gesprek niet alleen tussen vertegenwoordigers van de drie monotheïstische godsdiensten verloopt, wanneer er bijvoorbeeld ook boeddhisten en hindoes aan deelnemen, gaat het redelijk. Maar met moslims en radicale Palestijnse christenen neemt het gesprek een totaal andere wending. Neem wat Jasser Arafat gisteren, bij terugkomst uit Camp David, zei: "Iedereen die Al Quds niet erkent als de hoofdstad van Palestina, zal drinken van de wateren bij Gaza". Hij bedoelt dat die mensen in de zee zullen worden gedreven. Het lijkt wel of het hier in het Midden-Oosten onmogelijk is te erkennen dat de Joden wel degelijk rechten hebben.'

Dat het anders kán, weet Kelman uit ervaring. 'Twee jaar geleden ontmoette ik tijdens de conferentie van de Wereldraad van Kerken in Zimbabwe een zeer bijzondere imam uit Kaapstad, Zuid-Afrika. Hij vertelde mij over zijn contacten met de reform rabbijn aldaar. Hij gaf ook heel openlijk aan islam en nationalisme een onmogelijke combinatie te vinden. Maar ja, datzelfde zou ikzelf ook kunnen van sommige Joden. Geen enkele geboren en getogen orthodoxe Israeli zal deelnemen aan een dergelijke dialoog.'

'De geschiedenis voert ons onherroepelijk naar verzoening, of wij die nu zoeken of niet. Er zijn twee manieren waarop die zich kan voltrekken: snel of langzaam. Snel betekent dat er weer een afschuwelijke oorlog komt, met ettelijke doden aan weerszijden. Langzaam houdt in dat het een proces met vele pieken en dalen zal zijn.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr.1 2000

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Schep een cultuur van vrede - dr Muhammad Hourani

Een van de interessantste en meest problematische aspecten van het conflict is de rol van de godsdienst. Religieuze gevoeligheden kunnen putten uit krachtige emoties en historische herinneringen die het collectieve bewustzijn aan weerskanten weerspiegelen. De religieuze component van het conflict is veeleer van emotionele aard dan van rationele. Religieuze overtuiging en denkbeelden zijn in beide kampen in het conflict absoluut en resulteren in de absolute ontkenning van de ander. Bovendien zijn godsdiensten van nature al niet in staat een cultuur van vrede te ontwikkelen. Eerst onlangs besloten de Verenigde Naties een conferentie van religieuze leiders te beleggen om te spreken over de bijdrage van de godsdiensten een wereldvrede en stabiliteit.

Een 'vredescultuur' vereist het definiëren van de relatie met de ander, pluralisme, democratische waarden, verbetering van de positie van vrouwen en de strijd voor gelijkheid en recht. In de islam moet een 'vredescultuur' worden uitgebreid met dialoog met het Westen, met allen die geen moslim zijn en, bovenal, met een kritisch en levendig debat met de klassieke islamitische traditie en de heilige teksten. Dit alles heeft nooit bestaan binnen de islam en zonder die uitbreiding is een islamitische 'vredescultuur' onmogelijk. Apologeten voor de islam zullen altijd stellen dat de islam een 'godsdienst van vrede' is. Eindeloze citaten uit de bronteksten zullen als bewijs worden aangevoerd. Er zit ook wel wat in. Zelf behoor ik tot degenen die proberen de meer menslievende kant van de islam te tonen, geheel in de geest van deze tijd. In 1996 kwamen ruim zestig islamitische geleerden in Londen bijeen om te proberen een liberale, democratische en humanistische vorm van islam te formuleren in antwoord op het monolithische en wrede fundamentalisme van de islamisten.

Dualiteit

Een terugblik op de islamitische godsdienst en cultuur maakt duidelijk dat de islam, net als andere godsdiensten, vreedzame en oorlogszuchtige verschijningsvormen kent. Deze dualiteit is niet verrassend, tegenwoordig weten wij immers dat er landen zijn die spreken van vrede, wanneer zij eigenlijk doelen op veiligheid. In de islam stond Jihad traditioneel zowel voor oorlog als voor een allesomvattende Pax Islamica.

De islamitische hegemonie in de Middeleeuwen was bepalend voor islamitische opvattingen over vrede die, op hun beurt een wereldorde schiepen waarin Jihad werd gezien als een middel tot Pax Islamica. Deze Pax Islamica was gebaseerd op een cultuur van oorlog. In Soera 8 van de Koran wordt ingegaan op het nemen van buit en gevangenen, verder wordt daarin vastgesteld hoe voor, tijdens en na oorlog beleid moet worden gemaakt. Aldus werd een 'oorlogscultuur' gecreëerd. Wanneer moslims samen kwamen, voelden zij zich zeer machtig; oorlogen werden soms dan ook in de moskeeën uitgeroepen, vanwaar de mensen na afloop van het gebed ten strijde trokken. Zelfs strikt militaire teminologie heeft een religieus karakter; zo is Allahoe Akbar, de islamitische ad'an (oproep tot het gebed), tevens een islamitische strijdkreet. Hij weerklonk vaak in oorlogen tussen moslims en niet-moslims; hij klonk tijdens de Intifada en in Zuid-Libanon en hij klonk in oorlogen tussen moslims, waaronder die tussen Iran en Irak.

De 'ander'

De islam kent legio verwijzingen naar de 'ander' en 'anders zijn', wanneer er sprake is van de vijand. Ondanks de ontwikkeling van een islamitische 'oorlogscultuur' wordt oorlog in de islam niet beschouwd als een doel op zichzelf, zoals blijkt in de versen 190, 193 en 194 van Soera 2, (gij wordt genoopt ten oorlog te gaan, ook al haat gij de oorlog). Het islamitische religieuze recht gaat ook in op het eind van vijandelijkheden, dat niet noodzakelijkerwijs het resultaat is van onderhandelingen of afspraken. Staking van vijandelijkheden kan ook een gevechtspauze zijn, wanneer nog niet duidelijk is wie de overwinnaar zal zijn. Moslims mogen echter wapenstilstanden ondertekenen die geen langdurige vredesverdragen zijn. Een dergelijk verdrag kan voor onbepaalde tijd zijn (moetlakan), zoals gedefinieerd door Ibn Tiymayeh (geboren 1328).

Moslims stellen dergelijke overeenkomsten op wanneer er ofwel een duidelijke overwinnaar is, moslim of niet-moslim, ofwel wanneer de moslims de hoop hebben opgegeven hun vijand te verslaan. Islamitische reacties op nederlagen door de kruisvaarders en Ibn Tiymayehs bepaling zijn voorbeelden van dat laatste. Ook Sadats besluit in 1977 naar Jeruzalem te komen om vrede te sluiten met Israel kan in dat licht worden gezien. Anderzijds worden de overwonnenen, als er eenmaal een duidelijke islamitische zege is, zoals het geval was met de volkeren die in de Middeleeuwen werden verslagen door de moslims, als overwonnenen niet behandeld als vijanden, maar als beschermde 'onderdanen' die de 'spelregels' van de islamitische overwinnaar hebben geaccepteerd. De totale nederlaag van de vijand opent mogelijkheden voor dialoog en voor samenwerking in het dagelijks leven. Er kan zo een dusdanige mate van coëxistentie tussen moslim en niet-moslim worden gerealiseerd dat leden van de niet islamitische minderheid een actieve rol kunnen spelen in de samenleving en zelfs hoge posities in het staatsbestel kunnen bekleden.

Status

Honderden jaren van islamitische hegemonie maakten dat moslims nooit verwachtten een minderheid te kunnen worden en derhalve ging het klassieke islamitische recht niet in op de status van moslims als een minderheid in niet islamitische landen. Zelfs wanneer moslims de overhand verloren, en dus ook hun status van meerderheid, viel het islamitische geleerden in de door hen veroverde landen zwaar een antwoord te formuleren gebaseerd op klassieke islamitische bronnen. Dat verklaart misschien waarom er overal waar een islamitische minderheid leeft te midden van een niet islamitische meerderheid conflicten zijn; al zijn niet alle conflicten het resultaat van demografische, religieuze of culturele verschillen tussen de meerderheid en de minderheid.

Ik zou verwachten dat de energieke islamitische minderheid die in Israel haar mondje roert, zich daarmee bezighield, maar zij heeft geen originele antwoorden ontwikkeld. Het feit dat de islamitische minderheid in Israel zich geografisch dichtbij de enorme islamitische meerderheid in het Midden-Oosten buiten Israel bevindt, vormt een obstakel voor onafhankelijke, realistische denkprocessen.

De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr.1 2000

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Het historische bezoek van de paus - dr Ronald Kronish

Ondanks voorspellingen over dreigend duister en onheil - waaronder een kop in een plaatselijke Jeruzalemse krant, één week voor het bezoek van de paus aan Israel in maart 2000, die aangaf dat de paus gehennom (de hel) zou betreden, omdat er zovele mensen uit de joodse gemeenschap zich zouden verzetten tegen zijn bezoek hier - was het bezoek van Zijne Heiligheid paus Johannes Paulus II een buitengewoon historisch succes. Hoe kwam dat? Wat waren de hoogtepunten die dit bezoek zo succesvol maakten voor Israel en voor de joodse gemeenschappen in de hele wereld? Hoe heeft deze paus het verloop van joods-katholieke relaties gewijzigd tijdens die pelgrimstocht, die ongetwijfeld een van de spirituele hoogtepunten van zijn pausdom was? Mijns inziens waren er twee wezenlijke hoogtepunten, die voorgoed zijn geëtst in het joodse bewustzijn: het bezoek van de paus aan Jad Wasjeem en aan de Westelijke Muur

Na de ontmoetingen met de Israelische president en de opperrabbijnen van Israel namen de paus en zijn gevolg deel aan een speciale ceremonie in de Hall of Remembrance in Jad Wasjeem, Israels officiële nationale gedenkplaats voor de zes miljoen Joden die werden gedood tijdens de Holocaust. Ik volgde de hele ceremonie op een groot televisiescherm in het perscentrum van de Israelische regering, samen met honderden buitenlandse journalisten uit de hele wereld.

Kranslegging

De paus begon de ceremonie met een kranslegging, geassisteerd door kardinaal Etchegary en kardinaal Cassidy, beiden katholieke leiders die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de joods-katholieke dialoog in de afgelopen decennia en bij het onderhouden van goede relaties met Israel als onderdeel van dat proces. Terwijl een chazzan het Eel malé rachamiem (God, Hoogverheven, vol van liefde) zong, konden wij van het gezicht van de paus aflezen hoezeer hij zich inspande om alles tijdens die zeer persoonlijke en uiterst emotionele gebeurtenis te volgen.

Na afloop stond de paus, een meester in het symbolische gebaar, langzaam op en liep de Hall of Remembrance door om de joodse overlevenden van de Holocaust die daar stonden, te begroeten. Terwijl hij iedereen de hand schudde, vertelde de televisiecommentator dat velen van die overlevenden waren gered door zogenoemde 'rechtvaardigen onder de volkeren', christenen in Europa die hun leven waagden om Joden te redden, onder wie een vrouw die werd gered door paus Johannes Paulus II zelf, lang voordat hij paus werd, in de dagen dat hij een jonge priester in Polen was.

De toespraak van de paus in Jad Wasjeem was tevoren uitgedeeld aan alle journalisten in de persruimte, opdat iedereen mee kon lezen terwijl hij sprak. Mijn eerste reactie, toen ik het de eerste keer snel door las, was: 'Er staat niets nieuws in'. Maar toen ik hem herlas terwijl de paus hem uitsprak - met zo'n volkomen oprechtheid en in sfeer van buitengewone spiritualiteit op die heilige plek - realiseerde ik mij dat het niet zozeer om de woorden ging, maar de geest waarin hij uiting gaf aan de symboliek en de gevoelens, zowel in woord als in gebaar.

De paus begon en eindigde de toespraak met een citaat uit Tehiliem (Psalmen). Dat was een zorgvuldig vormgegeven symbolisch gebaar, om blijk te geven van het gemeenschappelijke geestelijke erfgoed van Joden en christenen, dat is te vinden in de Tora. Zijn smeekbede, uit het diepst van zijn hart, deed sterk denken aan de geest van de psalmdichter; dat maakte zijn toespraak zo indringend en krachtig. Dit was geen typisch voorbeeld van een pauselijke toespraak. Noch was het een toespraak ten behoeve van gemeenschapsrelaties, compleet met een dramatische nieuwe aankondiging. Dat was dan ook de reden dat sommige joodse organisaties niet tevreden waren. Nee, dit was een intens religieuze en spirituele verklaring, met zorg opgesteld voor dit zeer bijzondere moment in de geschiedenis van Joden en katholieken.

Gebroken vat

Na het citaat van Psalm 31:13-15 - 'Ik ben gekomen als een gebroken vat. Ik hoor het fluisteren van velen, gruwel aan alle kanten, terwijl zij tegen mij samenspannen, terwijl zij beramen mijn leven te nemen. Maar ik bouw op U, Eeuwige. Ik zeg, U bent mijn God' - ving de paus de essentie van het moment met de woorden: 'Op deze plek van herinnering voelen geest, hart en ziel een buitengewoon grote behoefte aan stilte. Stilte om te herinneren. Stilte om te proberen de herinneringen die zich weer opdringen, te begrijpen. Stilte omdat er geen woorden krachtig genoeg zijn om het vreselijke drama van de Sjoa te betreuren. Mijn eigen persoonlijke herinneringen zijn aan alles dat gebeurde toen de nazi's Polen bezetten tijdens de oorlog. Ik herinner mij mijn joodse vrienden en buren, van wie sommigen omkwamen, terwijl anderen overleefden. Ik ben naar Jad Wasjeem gekomen om eer te betonen aan de miljoenen Joden die, ontdaan van alles, in het bijzonder hun menselijke waardigheid, werden vermoord tijdens de Holocaust. Meer dan een halve eeuw is verstreken, maar de herinneringen blijven.'

De paus greep deze gelegenheid tevens aan om eens temeer het antisemitisme te veroordelen. 'Als bisschop van Rome en opvolger van de apostel Petrus verzeker ik het joodse volk dat de katholieke kerk, gemotiveerd door de evangelische wet van waarheid en liefde en niet door politieke overwegingen, ten diepste wordt verdriet door de haat, daden van vervolging en uitingen van antisemitisme gericht tegen Joden door christenen, wanneer ook en waar ook. De Kerk verwerpt racisme in elke vorm als een ontkenning van de beeltenis van de Schepper, die ieder mens eigen is.'

Verantwoordelijkheid

Dit was duidelijk de plek waar sommige leiders van joodse organisaties meer hadden verwacht. Zij verlangden dat de paus uit naam van de katholieke kerk de verantwoordelijkheid zou aanvaarden voor de feilen van kerk tijdens de Holocaust. Maar zij die beter bekend zijn met de katholieke theologie - in het bijzonder de doctrine van pauselijke onfeilbaarheid - wisten dat dat onmogelijk was. In feite ging de paus niet verder dan hij had gedaan in het document 'Wij herinneren ons: Een reflectie op de Sjoa', waaruit hij in deze toespraak citeerde.

Maar zijn gebaren spraken veel duidelijker taal dan zijn woorden, net als zijn aanwezigheid in Jad Wasjeem. Het beeld van hem, zoals hij daar stond, gebogen voor het oog gebroken, naast premier Ehoed Barak, fier en ongebogen, zei meer dan welk woord ook.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr.1 2000

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Jona wie? - rabbijn Sonny Herman

Er zijn vele antwoorden te geven op de vraag wie Jona is of waar hij voor staat. Het meest actuele luidt als volgt: 'Oh Jona, dat is het verhaal dat wordt voorgelezen in de jeugddienst tijdens de middagdienst op Jom Kipoer. Tijdens de lange middagpauze, wanneer de synagoge vrijwel leeg is. Er wordt gezegd dat het een goed verhaal is voor kinderen. Iets over een eenvoudige man die vlucht voor Gods opdracht om een vijandelijk volk te gaan waarschuwen voor hun verkeerde levenswijze. Dat zij hun slechte gewoonten zouden moeten opgeven en berouw moeten tonen. Deze man Jona wil die verplichting niet op zich nemen en gaat aan boord van een schip dat hem ver weg zal voeren van de plek waar hij naartoe zou moeten gaan. Maar eenmaal op zee dreigt een storm het schip te doen kapseizen. Jona wordt overboord geworpen, de storm luwt, maar op een of andere manier verdrinkt Jona niet; hij wordt gered. Een enorme vis zwemt voorbij en slokt hem in zijn geheel op. Het loopt allemaal goed af, zoals gebruikelijk is in kinderverhalen, maar ik ben inmiddels een volwassene en geef nu de voorkeur aan andere soorten literatuur. Ik hoop dat de kinderen een prettige middag hebben en misschien sluit ik mij wel bij hen aan voor de klanken van de sjofar aan het eind van de diensten voor Jom Kipoer. Eigenlijk houd ik meer van Simchat Tora, dat is ten minste een leuk feest en je hoeft niet te vasten ....'

De eerste keer

Als 'Kinderen van Jisraeel' is het misschien toch zinnig dit verhaal over de man en de vis en het onderwerp tesjoewa - terugkeer - opnieuw te bekijken. Misschien moeten wij het aandurven het wederom te bezien met de zuivere ogen van een kind, gecombineerd met de wijsheid van de volwassene, om de tekst weer te 'bezoeken' alsof het de eerste keer is.

In de Tora is Jona de naam voor een zachtmoedige vogel, die door Noach weg werd gezonden van de ark om te onderzoeken hoe het stond met het land. Om na te gaan of de mens zich weer naar buiten kan wagen en een nieuw leven kan starten na de grote verwoesting. U herinnert zich vast dat de aarde en al het leven dat daar was, zowel mens als beest, zou worden vernietigd vanwege haar verdorvenheid (hetgeen u moet opvatten als: wetteloosheid, hebzucht en een gebrek aan mededogen). Na de vloed was de jona - de duif - degene die Noach, wiens naam 'de rustige' betekent, het vereiste teken zou geven dat de tijd was gekomen om de aarde weer te bevolken. Een wedergeboorte van mens en beest. Er volgde een belofte, een nieuw verbond, gesymboliseerd door de regenboog. Wij weten dat daarmee geen einde kwam aan de wetteloosheid, de hebzucht en het gebrek aan mededogen.

'God zag de aarde en inderdaad was ze verdorven'. Zij was verdorven want 'alle wezens leidden een verdorven levenswandel'. In de Zohar geeft Rav Chiya het vogende commentaar: ' "... en God zag hun werken [het volk van Ninivé] en zij keerden zich af van hun kwade praktijken" ' (Jona 3:10). 'Zie hier', zei hij, 'wanneer de mensenzonen rechtschapen zijn en de geboden van de Tora naleven, dan komt de aarde tot leven en raakt vervuld van vreugde, want dan verblijft de Sjechina op aarde en aldus is er blijdschap, zowel daar boven als hier beneden. Maar wanneer de Tora [recht en mededogen] wordt uitgestoten, wordt de Sjechina uitgestoten en dan komt er een andere geest boven de wereld zweven, die verdorvenheid met zich meebrengt. Dát is de betekenis van onze uitspraak dat "Jisraeel kracht geeft aan Elohiem", dat wil zeggen aan de Sjechina, en zodoende de wereld veiliger stelt.'

Met andere woorden - en dit is míjn interpretatie - joods zijn is niet zo eenvoudig als het klinkt. De implicaties zijn van een macrokosmische orde. Het is duidelijk dat de Tora waarnaar hier wordt verwezen, van toepassing is op een grotere groep dan alleen het joodse volk; er wordt nog eens benadrukt dat wij ons moeten bekommeren om onze handel en wandel als voorbeeld voor alle anderen die op deze planeet verblijven.

Zoektocht

Dat kinderverhaal over het gevecht van één man om de eisen van zijn schepper uit te voeren is in hoge mate een verhaal van onze tijd. Het benadrukt onze zoektocht naar vernieuwing van zingeving en geestkracht. In deze jachtige wereld zijn velen buitengesloten van een bezield bestaan. Ik weet dat 'ziel' een lastig begrip is, maar ik neem aan dat wij het eens zijn 'dat de mens om te leven méér behoeft dan alleen brood', hetgeen ik interpreteer als: het leven is meer dan alleen stoffelijk. Ons leven kent dimensies die voorbij datgene voeren wat kan worden gezien en ervaren als feitelijk en tastbaar. Niemand zal u sentimenteel noemen, of een romanticus, indien u uw hart openstelt voor het gevoel dat u vervult wanneer u uw pasgeboren kind voor het eerst in de armen houdt.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr.1 2000

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Levinas, Jom Kipoer en ik - Chaim van Unen

Schulden en excuses

Het is een nog mooie, loomwarme middag. De terrassen op het plein hebben niet te klagen. Maar er zit al een beetje herfst in de lucht. Zo'n pikant kruidige geur van droog blad dat al naar beneden komt. Jammer, het wordt alweer tijd om eens op te stappen.

'Wat ben ik je schuldig?' vraag ik aan mijn zakenrelatie, waarmee ik wat heb zitten drinken en eten.

Mijn gast is verbaasd: 'Jij mij? Ik ben joú nog het een en ander schuldig.'

Ja, dát is het. Niet alleen de voortekenen van de naderende herfst, maar ook die van de tijd van verzoening en vereffening dienen zich aan. Die periode kan óók zo pikant ruiken.

Wat ben ik je schuldig? Als we nou even onze rekening vereffenen is alles tussen ons weer okay, in evenwicht. Want we zeggen immers: 'voor wat hoort wat'. Ik betaal wat ik verschuldigd ben en mijn geweten is weer schoon. Grote Verzoendag, komt er aan ... Grote Vereffeningsdag. Voor velen van ons werkt het zo.

Voor anderen is het meer de Grote Excuusdag. Want in het naar voren schuiven van de nodige excuses zijn wij ook erg creatief. Wanneer u op een van de hoge feestdagen de widoei (schuldbelijdenis) uitspreekt, noemt u op z'n minst 26 overtredingen op, waarvan u er wel een aantal zult hebben begaan. Maar wanneer u die overtredingen nou eens goed tot u door laat dringen, geeft u dan voor uzelf toe dat u ze hebt begaan? Ik weet van mijzelf dat ik gemakkelijk allerlei excuses bedenk. 'Tafalnoe sjeker', ja, zeg je dan, maar dat was dan ook op een bijzonder feestje. 'Wij zijn trouweloos geweest', okay, maar heb je gezien wat hij míj had aangedaan? Dat hoefde ik niet te pikken. 'Wij hebben lasterpraat gesproken', ach dat moet je niet zo serieus nemen. Iedereen wordt wel eens boos en dan verlaat er soms een onvertogen woord je mond. 'Onwaardige dingen hebben wij gedaan', tja, dat hangt er maar vanaf vanuit welk gezichtspunt je dat bekijkt. 'Met geweld hebben wij onze zin willen doorzetten', ja, maar zij lieten mij ook echt geen andere keuze.

Ik of de ander?

Opvallend in de hierboven beschreven situaties is dat het steeds om onze éigen ziel en zaligheid gaat. In deze beschrijving van situaties gaat het er niet zozeer om de ánder te geven wat hem toekomt, maar om mijn eigen geweten schoon te wassen. Hoe de ander, aan wie ik iets schuldig was, dat ervaart, raakt mij eigenlijk niet. Ik wil er zelf weer goed opstaan wanneer het Grote Boek opengaat. Hopelijk wordt ik dan 'ingeschreven'.

Dat is natuurlijk een begrijpelijke wens. Maar tegelijkertijd legt deze wens ook iets bloot. Namelijk dat het mij bij de selichot, en ook bij de widoei, niet om de ander gaat, de ander aan wie ik iets schuldig ben. Het blijkt bij het vereffenen van schulden om mijzelf te gaat. Niet die ander, waarmee ik in het reine wil komen, staat centraal, maar 'ikzelf'. En dat staat in de visie van Levinas haaks op de joodse opvatting van humaniteit; haaks op Tora.

Het is dus een zere plek waarop de joodse filosoof Emmanuel Levinas hier de vinger legt. Zeer, omdat met de reiniging van onze zielen hooguit ikzelf iets opschiet, terwijl de mitswot in eerste instantie de ander op het oog hebben. Als wij in ons denken de ander in het middelpunt zouden stellen in plaats van onszelf, zouden wij, aldus Levinas, wezenlijk iets toevoegen aan de menselijkheid van de samenleving. Mooie woorden, makkelijk gesproken. Maar wat bedoelt Levinas hiermee? Ik zal dat verhelderen.

Alles draait in het denken van Levinas om de Ander. De ander is een volstrekte ander dan ikzelf, of ik dat nu lastig vind of niet. Wanneer we op dit punt Levinas' (moeilijk toegankelijke) opvattingen volgen, valt het op welk een scherp oog hij heeft voor de manier waarop de ander in onze samenleving als tweederangs wordt beschouwd.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr.1 2000

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Egyptologie ondersteunt bijbelverhaal - Rachel Reedijk

Er is geen spoor van bewijs voor de joodse aanwezigheid in het Egypte van de farao's. Dat lijkt tegenwoordig onder archeologen de heersende consensus te zijn. Hershel Shanks voorzag hun opvattingen in het NIW van 9 juni van commentaar onder de wat defensieve kop: 'Wat niet bewezen is, kan nog wel waar zijn'. De papyroloog en historicus Joseph M. Modrzejewski draagt in zijn boek The Jews of Egypt (1) nog meer feiten en argumenten aan, die de historiciteit van het bijbelverhaal ondersteunen.

Modrzejewski vergelijkt in zijn studie bijbelse teksten met papyrologische bronnen. Centraal in zijn boek staat de joods-Griekse kennismaking gedurende de ptolemeïsche periode. Het hellenistische Egypte vormde, naast het islamitische Spanje en het Italië tijdens de Renaissance, een van de Gouden Eeuwen uit de joodse geschiedenis. Perioden die zich kenmerkten door een levendige interactie met de niet joodse omgeving. Kun je Jood én Griek zijn, vroeg men zich toen al af. Papyrologie is een betrekkelijk nieuwe tak van wetenschap. Eind negentiende eeuw komen tal van Aramese documenten boven water, beter gezegd boven het zand. Deze Elephantine Archieven - huwelijks- en scheidingscontracten, koop- en leenovereenkomsten, brieven en belastingformulieren - bieden een gedetailleerd beeld van het dagelijks leven in het oude Egypte.

Militaire kolonie

Zo maken we kennis met een invloedrijke joodse familie op Elephantine, een strategisch gelegen eiland ter hoogte van Syene (het huidige Aswan). In de vijfde eeuw voor de gangbare jaartelling vestigen de Perzen hier een militaire kolonie, bestaande uit Aramese en joodse contingenten. Niet zeker is het precieze tijdstip van de joodse vestiging op Elephantine. Sommigen vermoeden dat koning Menasje in de zevende eeuw troepen naar Egypte heeft gestuurd, als bondgenoot in de strijd tegen de Assyriërs. Misschien zijn sommige Joden na de val van Jeruzalem in 587 vóór de gangbare jaartelling naar Egypte gevlucht.

De soldaten en hun gezinnen vormen een complete microsamenleving. Modrzejewski: 'Hun religieuze leven speelde zich af rond de tempel van hun nationale God, YHW: de Heilige Naam verschijnt hier in verkorte vorm'. De gewoonten en gebruiken zijn naar rabbijnse maatstaven uitzonderlijk en zelfs ketters. Zeker is dat men sjabbat hield: op die dag stak je de Nijl niet over. In veel opzichten echter toonde men afwijkend gedrag. Papyri laten zien dat Mibtahiah, dochter van Mahseiah, zoon van Yedaniah, zelf het initiatief kan nemen voor een eventuele scheiding. Zij trouwt inderdaad een tweede keer, met een architect van wie wordt aangenomen dat een van zijn ouders niet joods is. Modrzejewski: 'Wij weten dat op Elephantine de kinderen uit een gemengd huwelijk als joods beschouwd werden.' In het belang van de gemeenschap werden de principes van patriarchale en matriarchale afstamming gecombineerd.

Onder de getuigen bij het ondertekenen van de ketoeba treffen we een heidense priester aan. Mibtahiah zelf zweert bij Sati, vrouw van Chnoem, om zodoende haar belangen ook bij de lokale autoriteiten veilig te stellen. De Joden van Elephantine offeren aan Egyptische goden. Het is zelfs niet uitgesloten dat zij hun eigen god hebben voorzien van een vrouwelijke tegenhanger, met zoon (!).

Opvallend is de aanwezigheid van een volwaardige tempel. Die kan van 587-515 vóór de gangbare jaartelling hebben gefungeerd als substituut voor de verwoeste Tempel in Jeruzalem. De priesters in Jeruzalem, inmiddels onder Ezra en Nechemia, zien een en ander met lede ogen aan. Blijkens de Pesach Papyrus heeft men verwoede, maar vergeefse pogingen ondernomen om de Egyptische geloofsgenoten op het rechte pad te brengen.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr.1 2000

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











'Mijn wijding is geen feministische daad' - Bert Oude Engberink

Na jaren van studie aan het Juda Palache-Instituut te Amsterdam en het Leo Baeck-College (LBC) te Londen bereikte Kathleen de Magtige-Middleton hét moment. Op zondag 9 juli was haar s'micha (rabbinale wijding), in de Liberal Jewish Synagogue in Saint John's Wood te Londen, een synagoge waarvoor de families Montagu en Montefiore de basis hebben gelegd. Behalve zij kreeg ook Michael Pertz uit Zuid-Afrika zijn s'micha. Rabbijn dr Reuben Silverman van de Manchester Reform Synagogue, die Kathleen typeerde als een zoeker naar de Waarheid, verrichtte de ordinatie. De kersverse rabbijn zag het gebeuren niet als een afsluiting, eerder als het moment om een goede start te maken. Het gezin Middleton is lid van de LJG Twente en hoewel Kathleen al jaren in Groot-Brittannië woont, voelt zij zich nog steeds verbonden met haar oude kehilla. Mede daarom waren vele Twentse leden naar Londen afgereisd voor deze simche. Kort voor de s'micha had ik een gesprek met haar.

Wanneer besloot je Semitische talen te studeren en naar het Leo Baeck College te gaan?

'Het idee om rabbijn te worden of ten minste de kennis te vergaren, had ik al een hele tijd geleden ontwikkeld. Wijlen Judith Druk van de LJG Amsterdam vertelde me al in mijn tienerjaren dat ik dan beter eerst heel goed Hebreeuws en Aramees kon studeren. In die jaren was ik lid van Kadima (de toenmalige liberaal joodse jeugdbeweging) en daar werd die drang nog eens gestimuleerd. Met een aantal jongeren bespraken we de mogelijkheid wel eens. Het was op en af; soms dacht ik: "Wat moet ik er eigenlijk mee" en dan weer voelde ik die wil. Misschien is het te vergelijken met een roeping. In 1988 ontmoette ik voor het eerst een vrouwelijke rabbijn in opleiding: Pauline Bêbe van de Franse Mouvement Juif Liberal de France. Ik deed in die tijd veel voor de jeugdbeweging en was bezig een jeugdreis te organiseren. Hier en daar zie ik Pauline nog wel eens. Dat was de eerste keer dat ik dacht: "Ja, het kan dus, ook in Europa - als vrouw rabbijn worden".'

Heb je een voorbeeld gehad aan illustere voorgangsters?'

'Beroemd en tevens onbekend is natuurlijk Regina Jonas z.l. Hoewel zij in 1935 als eerste vrouw door rabbijn Max Dienemann uit Offenbach werd gewijd, is ze pas in 1942 door dr Leo Baeck bevestigd. Twee jaar later stierf zij in Auschwitz. Pas in 1972 kreeg de volgende vrouw, Sally Priesand, haar s'micha. Er studeerden al langer vrouwen aan de diverse progressieve seminaries, maar tot een wijding was het nooit gekomen. Het is tekenend dat een vrouw als Regina Jonas is vergeten en niet is opgenomen in de Encyclopaedia Judaica. Een ander voorbeeld is miss Lili Montagu. Zij hield wel predikaties, maar is nooit gewijd. In de jaren dertig heeft zij in Nederland nog bemiddeld tussen diverse stromingen in progressief joodse kringen. Zelfs Glickl Hamel [zeventiende eeuw, boe] maakt indruk op me. Zo'n zelfstandige zakenvrouw in die grote mannenwereld.

Overigens wil ik niet zozeer een vrouwelijke rabbijn zijn, maar rabbijn. Mijn wijding is geen feministische daad. Voor mij is de combinatie vrouw-rabbijn heel gewoon. Dat zit 'm denk ik in mijn opvoeding. Mijn ouders zijn ook gelijkwaardig aan elkaar; ieder met zijn of haar eigen inbreng en uitvoer.'

Had je naast deze joodse richting nog een alternatief in gedachten toen je naar de universiteit ging?

'Je hoort twee alternatieven op te geven en dat waren voor mij psychologie en recht. In wezen toch twee essentiële onderdelen van het rabbinaat. Was het daarop uitgelopen, dan was ik waarschijnlijk toch doorgegaan voor het ambt. Binnen de studie van het jodendom interesseren mij vooral de joodse rechtsfilosofie en rechtspraak en de vraag What makes humans tick? - waarom reageren mensen zoals zij doen. De teksten van Tenach zitten vol met deze onderwerpen. Al die familieproblematiek. En we zijn weliswaar 3500 jaar verder, maar de verhalen zijn nog steeds actueel: geweten, relaties, bezit, geweld, nood, vlucht, compromissen .... Ook in andere klassieke werken, in de Griekse klassieken, bij Flavius Josephus, lees je zaken die ook nu nog spelen. Toch vind ik de bijbel het meest levend.'

Hoe zijn je stages bevallen?

'Ik heb drie stageplaatsen gehad: bij de Manchester Reform Synagogue, bij de Finchley Reform Synagogue en bij de Woodford Progressive Synagogue, beide in Londen. In Finchley deed ik een apprenticeship; ik volgde rabbijn Jeffrey Newman de hele dag als een schaduw. Daarna deed ik in Manchester een zogenaamd internship. Rabbijn dr Reuven Silverman gaf me een aantal taken die ik zelfstandig mocht uitvoeren. Met ruggensteun, uiteraard. Daar leidde ik diensten, hield predikaties, gaf onderwijs en ik heb er nog een rosj chodesj-groep opgezet. Helaas is die tegelijk met mij verdwenen. Ook voerde ik er gesprekken met, bijvoorbeeld, mensen die de gioer [toetredingsprocedure, boe] wilden volgen. Dan gaat het gesprek soms heel diep. Wat men niet met de eigen rabbijn wilde delen, kwam bij mij terecht. En gein: Silverman en ik spraken onder elkaar wel eens Nederlands; men dacht dan dat het Jiddisch was. Het is tekenend dat je als bezoekend student soms heel diepgaande gesprekken hebt; men wil iets kwijt, maar de eigen rabbijn staat te dichtbij. Anderzijds kom je soms helemaal niet tot een gesprek, maar ben je meteen een rabbijn in functie.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr.1 2000

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice>