Zoeken naar de eigen identiteit - rabbijn Alexander Dukhovny

Ik zou graag enkele gedachten over de joodse identiteit in Oost-Europa na de val van het Sovjet-imperium met u willen delen. In mijn land, de Oekraïne, maar ook in de rest van de voormalige Sovjet-Unie is die van wezenlijk belang. Vandaag de dag is de Oekraïne een van grootste landen in Europa. Vanwege zijn grondgebied is het de op twee na grootste joodse diaspora ter wereld (na de Verenigde Staten en Rusland) - nog altijd wonen er 500.000 Joden in de Oekraïne.

Enige jaren geleden, na de afronding van mijn studie aan het Leo Baeck College in Londen, keerde ik terug naar Kiev, naar mijn eigen gemeente, Ha-Tikvah, om daar te dienen als haar rabbijn. De economische problemen in de Oekraïne waren - en zijn - nog steeds dezelfde. Joden verlaten nog altijd het land op zoek naar een beter bestaan. Maar de Joden die blijven, komen naar de synagogen, voor een spirituele zoektocht naar hun joodse identiteit. Nog altijd eten zij kasja en aardappels; nog altijd worden de salarissen niet op tijd uitbetaald, maar de Joden vertellen nog altijd grappen over zichzelf.

Knellende schoenen

Twee Oekraïense Joden komen elkaar tegen. ‘Blij je te zien, Shmulik. Hoe gaat het ermee?'

‘Niet zo goed, m'n vriend. Ik lijd vreselijk. Mijn voeten doen pijn.'

‘Waarom doen je voeten pijn? Mankeert er wat aan?'

‘Mijn schoenen zijn me te klein.'

‘Welke maat schoenen zou je moeten dragen?'

‘Maat 44.'

‘En welke maat heb je aan?'

‘42.'

‘Wat is dat voor mesjoggaas? Voel je je wel goed?'

'Ik zal het je uitleggen. Thuis staan de zaken er niet goed voor. Mijn salaris is al een jaar niet uitbetaald. Mijn vrouw is werkeloos geworden en omdat ze van slag is, staat het eten nooit op tijd op tafel. Mijn zoon is frum geworden. Hij lernt aan de Chabad jesjiwa en komt nooit thuis. Het enige genoegen dat ik heb, is om na thuiskomst mijn knellende schoenen uit te doen en zo mijn pijnlijke voeten enige verlichting te bieden.'

De Oekraïense Joden zijn bezig hun identiteit te ontdekken. Het is nog beter te zeggen: elk van ons is zoekende naar een persoonlijke identiteit. Net als Shmulik kunnen wij een manier vinden om onze behoeften vast te stellen en sommigen van ons zouden tot een ‘schoenenoplossing' kunnen komen. Maar er zijn nog andere manieren om te leren en te begrijpen wat het inhoudt een identiteit te hebben. Meteen vanaf mijn aankomst in Kiev was het mijn ervaring dat de Oekraïense Joden bezig zijn met een permanente zoektocht naar de eigen identiteit.

De gemeente Ha-Tikvah in Kiev is daar een goed voorbeeld van. Drie belangrijke zuilen schragen de activiteiten van deze gemeente: religie, onderwijs en sociaal leven. Persoonlijk zou ik de onderwijsprogramma's als eerste plaatsen. Door middel van onderwijs kunnen Joden niet alleen meer leren over het Jodendom, maar ook over henzelf, teneinde een bewuste keuze te kunnen maken. Is er slechts één wijze om een Jood te zijn, of zijn er vele andere manieren om vreugde te beleven aan het joods-zijn in een land dat lange tijd het ‘thuisland' van het antisemitisme was? Dat is de reden dat onderwijsmodules zoals het kleuteronderwijs, het zondagonderwijs voor het gezin, de jeugdclub en de avond-universiteit ‘Een weg naar het Jodendom' een integraal onderdeel zijn van de gemeente Ha-Tikvah.

Vele oplossingen

Als rabbijn en opvoedkundige - en ik ben niet alleen binnen de kehilla Ha-Tikvah betrokken bij dergelijke projecten, maar assisteer ook nog eens ruim veertig progressieve gemeenten overal in de Oekraïne - probeer ik mijn gemeenteleden er altijd van te overtuigen dat het zoeken naar identiteit betrekking heeft op onszelf: het behelst ons persoonlijke ik en ons gezamenlijke wij. Het gaat over ons verleden en over onze toekomst. Het betreft onze daden en onze gedachten.

Ieder van ons baant zijn eigen pad voor een dergelijke zoektocht. Hij kan de vorm aannemen van Shmuliks ‘schoenenoplossing', of dat zoeken naar identiteit kan de vorm krijgen van een spirituele haven in dit jachtige bestaan. Er zijn vele manieren om te zoeken en er zijn even zovele oplossingen voor. Eén ding mogen we echter niet vergeten: het zoeken naar identiteit heeft een begin, maar kent geen einde.

Het werk van een rabbijn is zwaar, maar iedere minuut van mijn leven geniet ik van mijn werk, om de doodeenvoudige reden dat ik door anderen te helpen in hun zoektocht naar zelfidentificatie ook mijzelf help in míjn zoektocht. Pas na de ontdekking van onszelf kunnen wij gezamenlijk bouwen aan onze progressieve toekomst in de Oekraéne, teneinde een wereld te bouwen waarin rechtvaardigheid, barmhartigheid en vrede regeren.

Andere verslagen van Europese 'LJG'S' en overige artikelen zijn te lezen in Levend Joods Geloof nr. 6 2002

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Van tempels in Jisraeel en elders - Albert Ringer

Vanaf de late koningstijd is de Tempel van Jeroesjalaim het symbool bij uitstek van de eenheid van Israel en van de éne, universele God. Gedurende een groot deel van de geschiedenis vóór de Romeinse keizertijd hebben er verschillende andere Joodse heiligdommen bestaan, in de vorm van open offerplaatsen of gebouwde tempels, zowel in Israel als daarbuiten. Er is geen moment in de geschiedenis geweest dat er niet naast de Tempel in Jeroesjalaim andere joodse tempels bestonden. Pas in 73 is de laatste joodse offerdienst definitief gestopt, op bevel van Vespasianus.

De Toraverhalen vertellen ons over de relatie tussen God en mensen. Gewoonlijk lezen wij in die verhalen de boodschap die deze hebben voor onszelf, in deze dagen. De aartsvaders en -moeders zijn prototypes. Wij ontlenen aan de verhalen inzicht in de wijze waarop wij ons leven moeten inrichten en in de idealen die wij moeten koesteren. De verhalen over Egypte, de Uittocht en de periode erna, vertellen ons over de betekenis van het verbond dat wij met de Eeuwige hebben gesloten.

Andere elementen

Voor degenen die in de periode vanaf de verovering tot aan de Babylonische ballingschap leefden in het land van Jisraeel en de verhalen aan elkaar doorvertelden, zullen deze echter ook ander elementen hebben bevat die, voor ons, minder betekenis hebben. De verhalen vertellen over de relatie tussen Jisraeel en de volkeren in de omgeving en tussen de twaalf stammen onderling, alle met dezelfde oorsprong. De belangrijkste heilige plaatsen in het land, symbolen van het gezamenlijke verbond met de Eeuwige, hebben dan ook allemaal een mythische oorsprong in de omzwervingen vóór de slavernij in Egypte. De aartsvaders verbonden hun naam in het bijzonder aan twee heiligdommen, Be'er Sjèwa en Bét El. Andere heiligdommen, zoals Sjilo, komen veelvuldig in de later verhalen voor. Bét El, het belangrijkste heiligdom na Jeroesjalajim, keert regelmatig terug in de Torateksten. Awraham is bijvoorbeeld de stichter van de cultus in Bét El, hij heeft er een altaar opgericht (Berésjit (Genesis) 12:8, 13:3-4). Ook Ja'akovs naam is verbonden met de plaats. Hij droomt er, wanneer hij op de vlucht is voor zijn broer, over de ladder naar de hemel. Be'er Sjèwa is regelmatig bezocht op weg naar Egypte. Awraham plant er een heilige boom. Ook andere offerplaatsen worden genoemd in de verhalencyclus en krijgen daardoor een grotere betekenis, de tempel in Sjechem, bijvoorbeeld, het heiligdom van de latere Samaritanen.

De Tora vertelt ons met veel nadruk dat het echte heiligdom van de Eeuwige, waarin de Aron met de verbondstekst moet worden geplaatst, geen stenen gebouw dient te zijn maar een tent, zoals de Misjkan in de woestijn. Tijdens de intocht komt de Aron in Sjilo terecht. Sjilo is het heiligdom waar Sjemoeël is opgevoed en waar Eli, de grondlegger van een belangrijk priestergeslacht, resideerde. Dit heiligdom wordt verwoest door de Filistijnen en de Aron raakt op drift, totdat David deze weer herovert en hem laat overbrengen naar Jeroesjalaim, waar hij, zoals dat hoort, in een tent wordt geplaatst. Sjelomo is degene die de tent vervangt door een stenen huis.

Hervormingen

De verschillende heiligdommen, ook de kleinere die geen bijzondere plaats innemen in de verhalen van Tenach, worden in de tijd van de Sjoftim (Richteren) en de vroege koningstijd beschreven als legitieme offerplaatsen. Onder koning Chizkia veranderde dat.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr. 6 2002

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










De gebeden krijgen extra intensiteit - Jaacov Nof

Zoals elke sjabbatavond in sjoel las onze rav Reuven tijdens het Kaddisj-gebed de moeilijke lijst, met onbekende namen, van de slachtoffers van de terreuraanslagen. Deze week was de lijst extra lang, de meesten onbekend voor ons, maar toch kenden we drie mensen.

Jeruzalem is niet zo'n klein dorp, maar wie hier al 25 jaar woont, kent altijd wel sommige mensen. Ik telde 36 namen, inclusief degenen die aan hun verwondingen bij vorige aanslagen waren overleden. Lamèd wav tsadikim, dacht ik bij mezelf en kon me moeilijk concentreren op het Kaddisj-gebed toen ik voor mijn ogen de families zag wier levens voorgoed waren veranderd. Adon olam klonk voor mij al heel in de verte.

Uit de buitenwijken

Toen ik die avond op de bima stond en wachtte om een dvar Tora te geven, merkte ik op dat er relatief weinig mensen naar sjoel waren gekomen. Nog geen veertig personen. Het was nog geen vakantie, het was niet te warm en aan de regen was het ook niet te wijten.... Denkend aan de verschrikkelijke gebeurtenissen van deze week dacht ik dat dit wel de reden zou kunnen zijn. Ten slotte staat onze sjoel midden in de stad. Maar ik miste juist de mensen die onze kille als de ‘wijk'-kille gebruiken, degenen die dichtbij wonen, terwijl er juist velen uit de buitenwijken waren. Dat viel mij ook op tijdens de wekelijkse sjioer op woensdag, niet het aantal medeleerlingen, maar de plaats waar ze woonden, voor zover ik hen kende. En hetzelfde was ook donderdag het geval toen ik boodschappen deed in het centrum. Maar liefst drie mensen van onze kehilla die nou niet per se in de buurt wonen, ontmoette ik daar. De winkeliers stonden niet achter de toonbank, maar op straat met elkaar te praten, wachtend op klanten. Let wel, er waren zeker zeventig procent minder mensen in het centrum dan voorheen.

Toch gaat bij ons alles ‘gewoon' door en voel ik dat mensen juist wél naar sjoel komen in deze moeilijke tijden, maar dan wel weer na een week. Als het weer even rustig is geweest. Dat alles gewoon doorgaat, is niet precies de juiste uitdrukking. De intensiteit waarmee de gebeden, zoals het Hasjkiw&ecaute;noe, of Psalm 121, of het gebed voor de vrede worden gezegd, is van grotere betekenis dan ooit en dat is duidelijk te horen in sjoel.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 6 2002

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Onderzoek met menselijke stamcellen - rabbijn David Lilienthal

Onlangs bereikte de volgende sjeëla (vraag) - waarvan een variant in politiek Nederland momentee actueel is - het responsacomité van de CCAR: De laatste tijd melden wetenschappers belangrijke resultaten die bereikt zijn door middel van onderzoek op menselijke stamcellen. Zij vertellen ons dat de bevindingen wijzen in de richting van de mogelijke ontwikkeling van geneesmethoden voor een aantal gevreesde ziekten. De stamcellen die in deze onderzoeken worden gebruikt, worden echter genomen van geaborteerde foetussen of van embryo's (zygoten) die in het laboratorium zijn gemaakt. Is het, volgens de joodse wet en traditie, toegestaan menselijke embryo's en geaborteerde foetussen te gebruiken voor stamcelonderzoek?

Hier kan ik slechts een beknopte samenvatting geven van het lange antwoord, dat zowel ingaat op medische achtergronddetails als op de fijnere aspecten van de halacha. Het complete antwoord (in het Engels) is te vinden op: www.ccarnet.org/cgi-bin/respdisp.pl?file=7&year=5761.

Stamcellen zijn cellen die te vinden zijn in elk menselijk lichaam. Zij hebben de eigenschap zich nog te kunnen ontwikkelen tot elk type cel. Maar het vermogen tot specialisatie van stamcellen afkomstig van embryo's of foetussen, is beduidend groter dan dat van ‘volwassen' cellen (volwassen betekent in dit verband dat zij na de geboorte genomen zijn van een lichaam).

De ziektes die men hoopt te kunnen genezen zijn Parkinson, Alzheimer, suikerziekte, chronische hart- en leverkwalen, multiple sclerose en dwarslaesie's. Later hoopt men zelfs uit stamcellen volledige organen te kunnen kweken die vervolgens zijn te gebruiken voor transplantaties. Bovendien is dit onderzoek nuttig voor het begrip van genetische afwijkingen bij mensen; men hoopt daardoor namelijk een aantal aangeboren defecten voorgoed te kunnen uitsluiten.

Dit lijkt een hoopgevende en zeer positieve ontwikkeling te zijn. Maar er worden vraagtekens gezet bij de methode. Immers, om aan de stamcellen te komen moeten menselijke embryo's en foetussen, levende organismen, in een vroeg stadium van hun ontwikkeling worden ontleed en dus vernietigd. Is dit moreel aanvaardbaar, zelfs voor zo'n belangrijke ontwikkeling? We mogen hiervoor toch niet onze ethische en religieuze principes opzij zetten? Mogen we foetussen aborteren en doden omwille van medisch onderzoek? Mogen we embryo's en foetussen in het leven roepen met het doel die weer te vernietigen voor deze vorm van onderzoek?

Dit responsum wil niet beweren het laatste woord te spreken over deze vragen, maar bevat slechts het, naar onze mening beste en meest overtuigende antwoord, op basis van de huidige stand van zaken in de medische technologie. De discussie zal ongetwijfeld verder moeten gaan.

Het praktiseren van de geneeskunde is een belangrijke mitswa in het Jodendom. Het principe van pikoeach nèfèsj - het redden van een leven - is belangrijker dan vrijwel alle andere mitswot. ‘Wie een zieke kan genezen en dit niet meteen doet, wordt beschouwd als iemand die bloed heeft vergoten.' (Sjoelchan Aroech, Jorè Déa 336:1). Geneeskunde behelst echter meer dan alleen de toepassing van de kennis die men heeft; onderzoek en experimenteel onderzoek zijn er een integraal onderdeel van. Dat maakt het moeilijk een grens te trekken tussen zuivere medische wetenschap en toepassingen daarvan.

De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 6 2002

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice