Verbinding met de werelden van God - Sheila Gogol

Het unieke van Grigory Sedukh is dat hij ’s werelds enige piccoloviolist is. Bovendien vindt hij zijn instrument uitermate geschikt voor het spelen van joodse muziek. Op 10 december gaf hij samen met de Amsterdamse pianiste Sara Crombach een concert bij de LJG Amsterdam met muziek gecomponeerd door leden van het Petersburgse Genootschap voor Joodse Volksmuziek, opgericht in 1908. Een bevlogen musicus vertelt.

Grigory Sedukh, geboren in 1952 in Charkov in de Oekraïne, is een van de toegewijde musici die probeert de composities van de Petersburgers te doen herleven; na 1930 was iedere vorm van joodse cultuur in de Sovjet-Unie vele decennia taboe. Sedukh speelt daarnaast in het Sint Petersburgs Philharmonisch Orkest en doceert aan het Petersburgse Staatsconservatorium. Hij heeft in september 2001 met zijn piccoloviool een rol gespeeld in de opera Alice in Wonderland, uitgevoerd door de Nederlandse Opera in het Muziektheater in Amsterdam. Daar kwam hij in contact met Sara Crombach. Hij geeft solorecitals over de hele wereld.

Kunt u iets vertellen over uw achtergrond?

‘Traditioneel antisemitisme is nergens sterker dan in de Oekraïne, waar ik ben geboren. Bovendien werd het antisemitisme van het gewone volk omarmd en aangewakkerd door de communistische partij. Mijn moeder was joods en tegelijkertijd lid van de CPSU. Ze was ook nog hoofd van de organisatie van het communistische partij in het ziekenhuis waar ze werkte. Mijn vader was half joods, maar hij was meer joods dan mijn moeder. Mijn ouders bespraken joodse problemen maar heel zelden... voor het geval dat. Het Russisch dat we spraken, had een speciale, joodse geur, maar we kenden geen Jiddisj of Hebreeuws. Onze vrienden waren allen joods. Mijn muziekleraren, de leraren in alle beta-vakken op school, de artsen, de winkeliers, stuk voor stuk waren ze joods. We waren een typisch Sovjet-joodse familie, zou je kunnen zeggen. We kenden onze wortels niet en stonden heel ver af van de joodse tradities en rituelen. Het enige wat ik kende van de joodse cultuur waren de boeken van Sholem Aleichem en de liedjes van de Barry Sisters, zoals ‘Bei Mir Bistu Shein.’ ’

Hoe kwam daar verandering in?

‘De tijd staat nooit stil, in Rusland is het ook niet meer zoals het is geweest. Toen ik naar St. Petersburg kwam voor mijn post-doctorale studie, hebben nieuwe vrienden me kennis laten maken met de joodse cultuur. De schilderijen van Marc Chagall hebben een enorme invloed op me gehad. Ik kijk altijd naar zijn werk als ik thuis joodse muziek speel. Zijn versie van de joodse mentaliteit, daar kan ik helemaal inkomen; zij functioneert als een soort sjabloon voor mijn eigen creativiteit, voor mijn muziek.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 2 2005

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










'Wij zijn allen instrumenten van God' - Shirah Lachmann

Na enkele jaren stilte is er een nieuwe cd van Klezmokum op komst, getiteld ‘Ancient and Newer Roots’. Voor pianist, componist en arrangeur Burton Greene (1937), een van de oprichters van de band, is muziek, echte muziek, magie. Een gave die je moet delen met de wereld. Een gesprek over ‘nieuwe’ muziek met een ‘oude rot’.

Achter een paar borstelige wenkbrauwen, een stevige bos grijs haar en een paar priemende ogen gaat een vrije geest schuil die vrijwel meteen van wal steekt met een verhaal over t.m.s. oftewel ‘trendy mody shit’, over de verfoeilijke gewoonte overal een etiket op te plakken en over kwaliteit. ‘Ik voer al jaren een vendetta tegen de stylistische rotzooi waarvoor alleen de buitenkant telt en die zich niets gelegen laat liggen aan de inhoud. Niets ten nadele van de reguliere jongens, maar dat is niet mijn ‘ding’. Klezmokum moet geen kopie zijn van hetgeen er daarvoor was. Er moet een ontwikkeling zijn. Natuurlijk moet je wél weten waar je vandaan komt. Als je dat niet weet, kun je ook niet weten waar je naartoe gaat. Ik vecht nog steeds tegen de opvatting dat klezmer entertainment is en geen kunst. Waarom niet beide? Kwaliteit zal zich altijd bewijzen en met kwaliteit kun je uitstekend entertainen. Maar men moet er wel voor open staan, geen vooropgezette meningen hebben.’

Wortels

‘Thuis in Chicago hielden we ons niet zozeer bezig met joodse muziek. Ik was aanvankelijk veel meer bezig met vormen van jazz. Maar ik zocht in mijn muziek wel altijd al naar de wortels. Zo componeerde ik als veertienjarige een stuk dat ‘Eastern Folksong’ heet. Mijn interesse in joodse muziek werd in 1977 pas echt gewekt door mijn variaties op Bela Bartóks ‘Roemeense volksdansen’. Die vonden weerklank in mijn zigeuner-joodse afstamming. Mijn moeder, die Roemeens bloed had, zei altijd dat de Joden in Roemenië het ongrijpbare van zigeuners hadden. Kort daarop, in 1980, werkte ik met Jenn Ben-Yakov mee aan het Mickery-project ‘Nagalm’, een toneelstuk over de tweede en derde generatie na de oorlog.’

Begin jaren zeventig kwam Greene naar Europa. ‘In 1969 was de Lower East Side van New York, waar ik toen woonde, een grimmige plek.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr. 2 2005

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Coördinatie in wisselwerking met kehillot - Chanan Aronson

Een stille wens van het Verbond ging op 1 september 2005 in vervulling: er trad een ambtelijk secretaris aan in de persoon van Chanan Aronson. Het wie, wat en waarom van zijn baan en zijn achtergrond doet hij zelf uit de doeken.

‘Het Verbond van Liberaal-Religieuze Joden in Nederland is de koepelorganisatie van een snel groeiende gemeenschap. Doelstelling? Taken vervullen en handelingen verrichten die door de wet en gewoonte aan een joods kerkgenootschap zijn toegekend. Om dit doel te kunnen bereiken, worden aan het Verbond kwalitatief en kwantitatief steeds hogere eisen gesteld. Professionalisering werd daarmee van steeds wezenlijker belang en die heeft nu inhoud gekregen door het aantrekken van een ambtelijk secretaris, ondergetekende.

‘Wat houdt dat in? Dat ik het centrale aanspreekpunt van het Verbond ben en een coördinerende rol speel in de uitvoering van de beslissingen die het Verbond neemt. Het betekent ook dat ik namens het Verbond als officieel representant zal optreden wanneer de religieuze, sociale, culturele en educatieve belangen van onze organisatie moeten worden behartigd. Daartoe onderhoud ik contacten met zowel joodse als niet-joodse instanties en instellingen.

‘Bínnen de organisatie ondersteun ik de besturen van de aangesloten gemeenten en organisaties, zoals de stichtingen Levend Joods Geloof, Sja’ar en Levisson Instituut.

‘Om de communicatie te optimaliseren ga ik op korte termijn bezoeken afleggen bij de verschillende gemeentes. Hopelijk staan de eerste afspraken op de rol bij verschijning van dit nummer.

‘De leden kunnen mij zien als een verlengstuk van het dagelijks bestuur en ik zal dan ook verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de besluiten van het dagelijks bestuur. Binnen het beleidskader ben ik gemachtigd zelfstandig initiatieven te nemen. Als geen ander moet ik adequaat kunnen reageren op interne en externe gebeurtenissen en nieuwe beleidsontwikkelingen initiëren.

‘Door de veranderende omstandigheden en tijd zijn professionalisering en duidelijke profilering meer dan ooit vereist. Hoe kunnen wij de identiteit van het Verbond meer ponem geven? Feit is dat het Verbond door de groei van het liberale Jodendom een niet meer weg te denken plaats in joods Nederland en in de Nederlandse samenleving heeft veroverd. Het kan en moet als spil fungeren voor het ontwikkelen van het progressief Jodendom. Tegelijkertijd dienen de internationale contacten te worden geïntensiveerd. Wil liberaal joods Nederland en daarmee het Verbond blíjven groeien, dan moeten de contacten met de jongeren worden uitgebreid en dient er een gecoördineerde landelijke onderwijsstructuur te komen. De eerste gesprekken zijn reeds gevoerd.

‘Mijn werk staat of valt bij een goede wisselwerking; de respons van de kehillot en aangesloten organisaties is essentieel. Gezamenlijk zullen wij een antwoord moeten geven op de volgende vragen om de ingezette groei van de gemeentes te continueren en het aantal verder uit te breiden:

- Zijn wij open genoeg

- Is er voldoende evenwicht tussen sociaal-cultureel en religie

- Hoe kunnen we assimilatie ontmoedigen

- Hoe krijgt het jongerenbeleid meer vorm

- Zijn er betere lokaties voor onze gemeentes

‘Na al deze ambtelijke toekomstmuziek wil ik u ook wat over mijzelf vertellen. Ik ben een geboren Amsterdammer, bouwjaar 1940. Als kind ben ik met mijn ouders en broer geëmigreerd naar Israel. Daar heb ik de lagere en middelbare school doorgelopen. Na de driejarige dienstplicht bleef ik als beroepsmilitair in het leger. In 1963 ben ik getrouwd met Ruthy, een sabra, en zijn we naar Nederland gekomen om te studeren. De gedachte was na de studie terug te keren naar Israel. Sinds 1966 zijn wij lid van de LJG Amsterdam.

‘Wij hebben ondervonden dat het leven niet te plannen is, want al vrij snel zat ik in het bedrijfsleven, waarvan 25 jaar als zelfstandig ondernemer. In die periode ben ik bestuurlijk intensief bezig geweest, achtereenvolgens als penningmeester, secretaris en voorzitter van de winkelcentra in Haarlem. Na de verkoop van mijn zaak ben ik in 1995 directeur van de Stichting Joods Bijzonder Onderwijs geworden, een functie die ik tot mijn pensionering in oktober van dit jaar heb vervuld.

‘Ruthy coördineerde de afgelopen 27 jaar de oelpanim (Iwrietlessen) in Nederland namens Stichting Tarboet.
‘Als ambtelijk secretaris van het Verbond zal ik achttien uur per week actief zijn. Ik beschouw deze functie als een grote uitdaging en zal me er voor de volle honderd procent voor inzetten. Schroomt u niet om contact te zoeken.’

Meer artikelen zijn te lezen in Levend Joods Geloof nr. 2 2005

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Afscheid van de leraar der leraren - rabbijn David Lilienthal

Hij was een lange, imposante man met een sterke aanwezigheid. Een spreker van formaat. Van de bima sprak hij met een warme, vriendelijke stem en met een perfecte uitspraak. Elke derasja was helder en kernachtig, actueel maar ook gebaseerd op joodse bronnen, soms hartstochtelijk maar altijd analytisch en gelardeerd met humor, en gesproken met respect voor andere opvattingen, maar rotsvast in het ophouden van menselijke waarden: rabbijn John D. Rayner, CBE, MA, DD (Hon.) z.l. (1924-2005).

Zijn veelvuldige lezingen en artikelen en zijn boeiende lessen voor de rabbijnenstudenten aan het Leo Baeck College waren op dezelfde wijze altijd tot in de puntjes voorbereid. Zijn kennis van de rabbijnse literatuur was indrukwekkend, zijn intellectuele niveau was hoog en volstrekt eerlijk. Hij stelde hoge eisen aan zichzelf en aan anderen. Als studenten en later als collega’s wisten we dat hij slecht kon tegen foutieve theologische redeneringen, verkeerd citeren van teksten, onjuiste verwijzingen naar bronnen, fout uitgesproken Hebreeuws en slechte derasjot en toespraken. Hij kon heel overtuigend zijn in zijn argumentaties, maar zijn gewoonlijk heel beheerste temperament werd zichtbaar als een tegenstander niet begreep wat voor hem als een paal boven water stond. Rabbijn Albert Friedländer zei eens van hem: ‘Het is niet dat John altijd gelijk heeft, hij heeft alleen maar nooit ongelijk’.

Men zou kunnen denken dat John Rayner een moeilijk mens was, opgesloten in zijn ivoren toren, maar het tegendeel was waar. Hij was bescheiden en een beetje verlegen, altijd beleefd en vriendelijk en makkelijk te benaderen, met veel aandacht voor zijn gemeenteleden en zijn studenten, creatief in zijn denken en schrijven, en wel eens wat naïef, omdat hij te veel vertrouwen had in de goede bedoelingen van mensen.

Rabbijn John Rayner was een van de meest gerespecteerde leiders van onze progressief joodse wereld, in Engeland en Europa in de naoorlogse periode. Hij werd geboren in Berlijn in 1924 als Hans Sigismund Rahmer. Samen met zijn oudere zuster Erica kwam hij in 1939 naar Engeland met een van de laatste kindertransporten en werd opgevangen in een domineesgezin dat zorgde dat hij een zo goed mogelijke joodse opvoeding kreeg. Tijdens de oorlog vocht hij als officier mee met de Engelse troepen. Men vertelt dat hij, onderweg om zich op te geven voor het leger, het winkeltje van een opticien voorbij liep. De winkel heette Rayner, de naam sprak hem aan en zo koos hij de naam waaronder hij verder bekend stond.

Na de oorlog studeerde hij in Cambridge filosofie, moderne talen, Hebreeuws en Aramees en studeerde na zes jaar af met twee cum laudes. In 1953 kreeg hij zijn semicha van rabbijn Israel Mattuck, en na vier jaar in een kleinere gemeente werd hij tweede rabbijn bij de Liberal Jewish Synagogue, de grootste liberale gemeente te Londen. Van 1963 tot zijn emeritaat in 1989 was hij daar de Senior Rabbi.

John Rayner behoorde veertig jaar lang tot de geliefde en bewonderde docenten van het Leo Baeck College, in liturgie en rabbijnse literatuur. Lange jaren was hij Director of Studies en zorgde hij ervoor dat het college echt een serieus academisch instituut werd.

Tot zijn bekendste werk hoort het samenstellen van een reeks baanbrekende sidoerim. Zijn Service of the Heart (1967) werd de basis voor de Amerikaanse reform sidoer Gates of Prayer, die nu nog wordt gebruikt. Deze werd gevolgd door het machzor voor de Hoge Feestdagen, Gate of Repentance (1973), en het grondig herziene gebedenboek Siddur Lev Chadash (1995). Een aantal van zijn opmerkelijk innovatieve teksten en wijzigingen zijn overgenomen in onze sidoer Tov Lehodot (2000).

Daarnaast heeft hij een lange reeks belangwekkende boeken en brochures gepubliceerd, waaronder de door stichting Sja’ar vertaalde en in het Nederlands uitgegeven Halacha: De Joodse Wet.

Wij hebben een van onze meest vooraanstaande leermeesters verloren, maar zijn lessen hoe het beste in de joodse traditie kan worden gecombineerd met acceptatie van de moderne kennis zullen ons nog lang blijven beïnvloeden. Jehi zichro baroech - zijn nagedachtenis zal ons allen tot zegen zijn.

Meer artikelen kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 2 2005

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Een opmaat voor reform zionisme - rabbijn Dow Marmur

In het eerste deel van zijn lezing (zie het Rosj-Hasjananummer) legde rabbijn Marmur uit waarom de reform over de gehele linie moet ophouden zichzelf als slachtoffer af te schilderen. Al was het maar omdat succesvolle mensen kiezen voor succesverhalen en slachtoffers slechts een bot toewerpen. Maar hoe vergaat het de reform in Israel intussen?

Reform leiders in Israel beginnen lessen te trekken uit de geschiedenis der Joden. Hoewel de Joden eeuwenlang steeds weer werden vervolgd, weigerden zij bij de pakken neer te zitten. Onze voorouders ontwikkelden overlevingsstrategieën om iedere rampspoed het hoofd te kunnen bieden. De reform Joden in Israel beginnen dezelfde tactiek te hanteren. Tevens hebben we geleerd van Israels eigen geschiedenis. Veel van hetgeen is bereikt in de joodse staat is te danken aan zijn pioniers, die voor voldongen feiten zorgden. De reform Joden in Israel opereren op vergelijkbare wijze.

Er heeft een wezenlijke verschuiving plaatsgevonden in de wijze waarop reform Joden zich tegenwoordig in de Israelische samenleving bewegen ten opzichte van zo’n 25 jaar geleden. Het is belangrijk dat Joden in de diaspora zich daarvan bewust zijn en ernaar handelen. Enkele voorbeelden.

Zaadjes geplant

Waar de pioniers van het eerste uur dorpen en nederzettingen opzetten, riepen wij gemeenten en enkele kibboetsim in het leven, zelfs wanneer de bureaucratie ons slechtgezind was. Het resultaat is dat er nu door het hele land heen twee reform kibboetsim en ruim dertig reform gemeenten zijn, om nog maar te zwijgen van de vele conservative gemeenten, want in Israel is het verschil tussen het reform en het conservative Jodendom moeilijk aan te geven, ook al nemen veel conservative rabbijnen afstand van de reform, in de ijdele hoop ooit goedkeuring te vinden in de ogen van de orthodoxie.

Op een willekeurige sjabbatochtend kan ik van ons huis in Jeruzalem naar vier reform gemeenten wandelen. Onderweg kom ik waarschijnlijk ook nog langs een aantal conservative gemeenten. Overigens zijn de reform gemeenten niet alleen gevestigd in grote stedelijke centra, ook in kleinere steden zijn ze nu te vinden.

Daarbij dient men wel te bedenken dat Israeli’s zich op een andere wijze aansluiten bij gemeenten dan wij gewend zijn: zij maken gebruik van de gemeenten voor speciale gelegenheden, vooral momenten uit de levenscyclus. Jaarlijks worden er onder de vlag van de reform vele honderden bar en bat mitswa’s gevierd. De feestvierende families bestaan zowel uit geboren en getogen Israeli’s als uit nieuwkomers, zowel uit sefardim als uit asjkenazim. Er is alle reden om aan te nemen dat velen van hun kinderen een affiniteit met de reform ontwikkelen en daar ook weer terug zullen komen.

Veel reform gemeenten hebben een rabbijn in dienst. Aanvankelijk kwamen die uit het buitenland, vooral uit de Verenigde Staten. Inmiddels heeft de Jeruzalemse tak van het Hebrew Union College al een aantal plaatselijke rabbijnen opgeleid. Nog eens dertig tot veertig anderen zullen de komende jaren hun semicha krijgen.

Gelijke rechten

Niet al die afgestudeerden zullen bij een gemeente aantreden als rabbijn. De reform heeft namelijk ook een aantal instellingen opgebouwd, zoals kleuterscholen en kinderdagverblijven, en het Israel Religious Action Center (IRAC). Dat centrum is een belangrijk instituut geworden in Israel. Het strijdt voor gelijke rechten voor iedereen: niet alleen voor reform en conservative Joden, maar ook voor Arabieren, gastarbeiders en soms voor gediscrimineerde orthodoxe Joden.

Op 31 maart 2005 won het IRAC een zeer belangrijke zaak bij het Hooggerechtshof, waardoor Israeli’s nu naar het buitenland kunnen gaan voor een gioer en de staat deze toetredingen tot het Jodendom vervolgens moet erkennen. Tot nog toe werden alleen degenen die ná hun gioer op alija waren gegaan naar Israel, erkend als Joden. Het zal duidelijk zijn dat de orthodoxie alles in het werk stelt om de uitvoering van deze uitspraak tegen te houden. De strijd is dus nog niet gestreden, ook al heeft de reform opnieuw een slag gewonnen. Maar indien wij resoluut en met zelfvertrouwen blijven handelen, zullen wij uiteindelijk aan het langste eind trekken.

Ook van een ander fenomeen is het IRAC een treffend voorbeeld. Door voor voldongen feiten te zorgen - gemeenten, kibboetsim (zo lang die nog levensvatbare gemeenschappen waren in Israel), de rabbinale opleiding, onderwijsinstellingen, een juridisch adviesorgaan - heeft de reform veel meer bekendheid bij en erkenning van het grotere Israelische publiek gekregen. Het Hooggerechtshof, dat zich ten doel stelt de belangen van het volk te dienen, heeft dat onderkend. Vandaar de eerder genoemde uitspraak én vroegere uitspraken die gunstig voor ons waren.

Niet alleen het slachtofferschap van Joden wordt zo uitgebannen. Ik wijs er met klem op. Veel reform leiders zijn actief betrokken bij de strijd voor mensenrechten in Israel. Ze werken voor verschillende burgerrechtenbewegingen en worden geassocieerd met vredesorganisaties. Alles wat wij hebben geleerd van de Amerikaanse reform, met zijn nadruk op burgerrechten, wordt in Israel toegepast, zelfs meer dan dat.

obstakels

Natuurlijk is er voor Joden én niet-Joden nog altijd een groot aantal obstakels. Door het Israelische kiesstelsel en de neiging die veel seculiere partijen hebben om hun orthodoxe opponenten af te kopen, zal het voorlopig nog wel even duren voordat er religieuze vrijheid bestaat en reform rabbijnen dezelfde behandeling krijgen als orthodoxe rabbijnen. Ook die strijd is nog niet gestreden.

Maar zelfs op dat vlak hebben we voldongen feiten kunnen realiseren. Jaarlijks leiden reform en conservative rabbijnen honderden huwelijksceremonies. Het Israelische opperrabbinaat is bij wet aangewezen als controlerend rechtsorgaan in dergelijke zaken en verklaart dergelijke ceremonies niet rechtsgeldig. De huwelijkspartners hebben echter zo genoeg van het opperrabbinaat dat zij naar het buitenland gaan voor een burgerlijk huwelijk. De staat erkent die huwelijken en eenmaal terug kiezen de partners voor een religieuze ceremonie met een reform of conservative rabbijn. Of zij behandelen het opperrabbinaat als een seculier trouwregister en kiezen vervolgens hun eigen ceremonie.

Iets dergelijks geldt ook wat betreft de traditionele begrafenisverenigingen. Ook die staan onder toezicht van de orthodoxie en zullen reform of conservative rabbijnen niet toestaan de begrafenis te leiden - spreken is een andere zaak, helemaal als niet bekend is dat de spreker rabbijn is. Maar veel kibboetsim met een eigen begraafplaats hebben geen probleem met de verkoop van een stukje grond voor een graf, waar vervolgens een niet-orthodoxe lewaja plaatsvindt.

Hoe verder? Wat ik heb willen duidelijk maken, is dat het Israelische reform Jodendom - door zich te bevrijden van het zelfbeeld van slachtoffer - daadkrachtig heeft kunnen handelen en al veel heeft bereikt. In het licht van de nieuwe omstandigheden luidt de volgende vraag dan: wat is de rol van het reform zionisme hierin? Ik beperk mij tot de hoofdlijnen.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 2 2005

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Design uit Israel verovert de wereld - Judy Jaffe-Schagen

‘Het best bewaarde geheim in de ontwerpwereld’, noemde Mel Byars, schrijver van de MoMA Design Encyclopedia, de Israelische industriële vormgeving. Hij deed zijn ontdekking tijdens de tentoonstelling Industrious Designers die de conservatoren Vanni Pasca en Ely Rozenberg in 2001 organiseerden. Zij maakte deel uit van de Abitare il Tempo Fair in het Italiaanse Verona. Het was de eerste keer dat een aantal jonge Israelische ontwerpers hun werk toonde. De tentoonstelling was daarna nog te zien in Praag, Riga en Vilnius.

Het jaar daarop stond een tweede ‘delegatie’ Israelische vormgevers onder dezelfde naam, Industrious Designers, op de beurs in Verona. Zij vormen een reservoir aan nieuw, jong talent; de meesten van hen zijn geboren in de jaren zestig en zeventig. In Verona vielen zij op door hun moedige en experimentele aanpak én door hun speelsheid bij het interpreteren van dagelijkse gebruiksvoorwerpen. Zij toonden zeer uiteenlopende ontwerpen, waaronder lampen, meubels, serviesgoed en gebruiksvoorwerpen voor kinderen.

Industriële vormgeving

In het voorjaar van 2005 vond de tentoonstelling ‘Promisedesign, New design from Israel’, plaats tijdens de Triennale in Milaan als onderdeel van de Salone del Mobile. Ook deze werd georganiseerd door Rozenberg en Pasca. Hier toonden zo’n dertig kunstenaars hun ontwerpen. Tegelijkertijd nam de Israelische groep PHenomenologY deel aan de Salone Satellite in Milaan. Deze groep bestaat uit zeven ontwerpers die allen hebben gestudeerd aan de afdeling industriële vormgeving van de Bezalel Academie in Jeruzalem: Tomer Sapir, Nilly Fuhrer, Roee Bigger, Maya Vinitsky, Yaniv Sarig, Alon Meron and Ran Seri. Deze groep staat veel in de belangstelling, omdat het tegenwoordig niet veel meer voorkomt dat kunstenaars een collectief vormen. De enige belangrijke groep sinds de jaren negentig is Droog Design uit Nederland, een open groep die door steeds wisselende kunstenaars wordt gevormd. Deze groep is één van de belangrijkste trendsetters van het moderne ontwerpen in het Westen.

En nu is er dan ook PHenomenologY. Een keer per week komen deze kunstenaars bij elkaar om over het werk te praten, maar daar blijft het bij. Zij ontwerpen niet gezamenlijk. In Israel zijn ze als groep veel minder bekend dan in het buitenland. De meeste ontwerpers die deelnamen aan ‘Promisedesign’, werken in Israel solo.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 2 2005

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











'Humor kost niets, maar geeft zo veel' - Shirah Lachmann

In een wervelwind van lezingen, interviews met allerlei media en afspraakjes met de familie hier te lande, presenteerde Simon Soesan half november zijn eerste boek, Pita met hagelslag, een bundeling van verhalen die merendeels verschenen in het Nieuw Israelietisch Weekblad. Bevlogen, vaak met veel gein, dan weer bloedserieus, vertelt Soesan over zijn literaire eersteling en het waarom van zijn verhalen.

In de verhalen van Soesan figureert veelvuldig zijn woonplaats, Haifa, een stad die het multiculturalisme hoog in zijn vaandel draagt. Soesan: ‘Dat is historisch zo gegroeid. Haifa is een van de steden waar Joden en Arabieren van oudsher samen gaan; in Akko gaat het ook goed. Veel plaatsen in Israel zijn gebaseerd op geloof, religie. Neem Tsefat, daar denkt iedereen Mozes te hebben gezien, en Jeruzalem, dat is helemaal een snelkookpan. Haifa niet, dat was altijd al de handelsplaats; de stad lag op het knooppunt tussen Cairo, Damascus en Amman. De spoorlijn die van Rosj Hanikra komt, leidde vroeger van Marokko, via Egypte en Haifa helemaal naar Istanboel.’

Multiculturalisme

In Nederland is multiculturalisme bezig een ernstig besmet begrip te raken, maar volgens Soesan is het de enige manier. ‘Ik geloof niet in problemen over wie je bent, wat je gelooft. Zo ben ik niet opgevoed. Toen in Haifa ruim anderhalf jaar geleden autobus 37 ontplofte, waren negen van de negentien omgekomen inzittenden Arabier. Mijn zoon heeft twee vrienden moeten begraven: de een was Arabier, de ander jood. Als de dood al geen verschil maakt, waarom dan in het leven wél verschil maken?’

Een kwinkslag over de enige ruzies die Soesan heeft met zijn Arabische vriend, Bassam, over nasj, verlicht de toon van het gesprek. ‘Ik heb die vriendschap niet gekweekt. Het gaat ons om de humor. Ik geloof niet dat wij onszelf te serieus moeten nemen, dat is niet gezond. Ik prik met een speld door de luchtbel van haat. Is het een grote luchtbel? Toch is hij zó weg. Ik wil een voorbeeld geven voor de volgende generatie. Zelf hebben wij drie kinderen, dat is dan al driehonderd procent groei.’

Bang dat zijn kinderen ondanks dat morele fundament op een dag, door een aanslag, toch zullen gaan haten, is hij niet. ‘Ik hoop dat mijn vrouw of ik nooit het slachtoffer worden van een terroristische aanval, maar waar het om gaat, is: houd je even in. Denk na. Neem de ouders van Ahmed al-Khatib (de Palestijnse jongen die begin november in Jenin per ongeluk dodelijk verwond werd door het Israelische leger, red.), die in al hun pijn en rouw aangeven: nee, hier stopt het, en de organen van hun zoon doneren. Dáár gaat het om. En dat gebeurt regelmatig, overal in Israel. Meer en meer mensen hebben ook een donorkaart. En daarop staat echt niet wie wel of niet in aanmerking mag komen voor de organen. Zal ik met mijn verhalen iets bereiken? Ik heb geen pretenties het Midden-Oostenconflict te kunnen beëindigen, maar laten we alles wat meer met een glimlach, minder zwaar, bekijken.’

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 2 2005

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice