Levend Joods Geloof nr. 4 Pesach 1998
De stuiptrekkingen van het Britse mandaat - Shirah Lachmann
Acht jaar was Micky Oppenheim toen David Ben-Goerion op 14 mei 1948 de Onafhankelijkheidsverklaring voorlas. Verbaasd realiseert hij zich dat hij niet meer weet waar hij díe dag precies was, vermoedelijk op straat met zijn vriendjes, feest aan het vieren. Andere gebeurtenissen uit die periode staan nog op zijn netvlies gebrand, alsof zij gisteren plaats vonden. De tsabre kijkt terug op de wording van de staat Israël, waar ook hij zijn kleine steentje aan bijdroeg.
'Er is op het ogenblik een serie op de Israëlische televisie over het geboorteproces van de staat, met alle voorafgaande perikelen én de strubbelingen die in de jaren daarna kwamen.' In de serie, die Tekoema heet, wordt de geschiedenis van de vijftig jaar jonge staat van alle kanten belicht: de militair-strategische ontwikkelingen, de politieke aspecten, de sociale problemen die er toen waren en de bijna onoplosbare taak van het absorberen van al degenen die toen uit Europa kwamen. 'Ik heb samen met een vriend een paar afleveringen gezien, stil, zeer geëmotioneerd en ook nostalgisch. Bij elk beeld en elke uitspraak is het alsof er een hoofdstuk van ons leven wordt geopend. En terwijl wij onze gedachten en herinneringen nog aan het ordenen zijn, verschijnt er een man in beeld die alweer met het vólgende hoofdstuk te maken heeft.' Oppenheim denkt even na en vervolgt dan: 'Er wordt een stuk geschiedenis gepresenteerd waarvan je zelf deel hebt uit gemaakt en in zekere mate ben je ook - samen met vele anderen - de maker van die geschiedenis geweest. Dat is een rare gewaarwording.'
Micky (Michael) Oppenheim werd op 3 februari 1940 geboren in Haifa. Zijn ouders - overtuigde zionisten - waren onafhankelijk van elkaar in de jaren dertig op alija gegaan naar Palestina en hadden elkaar daar leren kennen. Oppenheim kwam in 1960 naar Nederland om scheepsbouw te studeren aan de TH van Delft. Eenmaal afgestudeerd vindt hij geen passende baan in Israël en na vele zakelijke omzwervingen voor een Nederlands bedrijf kiest het gezin voor Nederland en voor de LJG Den Haag. Sinds 1997 zit Oppenheim daar ook in het bestuur van de gemeente.
Kogelgaten
In het foto-album van zijn eerste levensjaren blikt een ondeugend ogend knulletje met donkerblond haar in de camera. 'Kijk', zegt hij, 'die foto werd gemaakt tijdens de eerste dag op de lagere school. Ik was toen vijf; ik verveelde me op de kleuterschool,' in zijn stem strijden vertedering en zelfspot om de eerste plaats. Op een andere foto staat hij met zijn ouders op het balkon van het huis waar hij zijn eerste tien levensjaren doorbracht. 'Vanaf dat balkon kon je de zee zien en vandaar hebben wij de Exodus zien aankomen. Dat huis staat er nog steeds - mét de kogelgaten van toen - en vorig jaar augustus ben ik daar voor het eerst in 47 jaar wezen kijken. Ik ben ook binnen geweest en stond weer in diezelfde badkamer waar mijn vader de geweren had verstopt.' In stilte laat hij dat stukje film van zijn leven weer afrollen.
Oppenheim relativeert zijn eigen jeugdherinneringen; natuurlijk werd alles uitvergroot. 'In de ogen van een zeven-, achtjarig kind is een berg tien maal zo groot, volwassenen zijn enorm. Ik denk dat hetzelfde tot op zekere hoogte geldt voor de gebeurtenissen van toen. De eerste drie tanks van de Hagana die door de straten reden bijvoorbeeld; nou, big deal, maar het maakte de indruk alsof het hele leger van Montgomery - maar dan wel met mageen David - langs trok. Er gebeurde in korte tijd zó veel en doordat er alom veel en heftig over de zaak werd gediscussieerd, pikte je van alees op en begreep je dat er belangrijke dingen aan het gebeuren waren.'
Frontgebied
Als korte, scherpe momentopnames herleeft Oppenheim opnieuw de voorvallen die hij zich herinnert uit de mandaatperiode. 'Het hele land was frontgebied, ook onze wijk in Haifa. Stellingen van joden en Arabieren lagen soms tegenover elkaar.
De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 4 1998
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Gedichten voor vijftig jaar Israël - vertaald door Awraham Soetendorp
In het kader van vijftig jaar Israël hebben wij ook een aantal gedichten opgenomen. Zij werden geschreven binnen het tijdvak 1948 en het heden. Verspreid door dit nummer hebben wij er enige pagina's aan gewijd. Inhoudelijk hebben de gedichten niet alleen betrekking op de strijd voor onafhankelijkheid, maar ook op liefde voor het land, en op Jeruzalem - als stad, maar ook als symbool - en nog andere zaken. De gedichten zijn uitgekozen door rabbijn Awraham Soetendorp, die ze tevens vertaalde.
Gebed
Laat de jongens een zegen zijn
want hun tijd is gekomen.
Zie hun zwijgen en wijsheid,
en het brandende licht in hun ogen.
Zie, hoe de wind daalt,
de wind in de boomtoppen,
de pijnboom trilt.
De strijd ontbrandt vannacht.
En zij zijn met zo weinigen.
Zegen hen, want hun tijd is gekomen.
De sterren lichten op,
en vele legers verzamelen zich, aan de overkant.
Wie zal het daglicht zien?
Wie zal dan gevallen zijn en gestorven?
De overwinning of nederlaag en het graf?
Zegen hun wapens, opdat die niet missen
Zegen hun thuiskomst
Zegen dit volk
Zijn jongens en zijn strijders,
tot de strijd is gestreden.
Zij trokken weg zo stil
Hun tred steeds minder hoorbaar
de diep duistere nacht hangt zwaar tussen de bergen.
Zegen hen, want hun tijd is gekomen.
Laat de jongens een zegen zijn.
Chaim Guri, 1948
Elke roos
Elke roos is een eiland
van een veilige vrede
de eeuwige vrede
In elke roos woont
een vogel van saffier
die heet 'en zij zullen ombuigen de zwaarden'
en zij lijkt
zo dichtbij
het licht van de roos
zo dichtbij
de stilte van de bladeren
zo dichtbij
dat eiland
neem een bootje
en vaar ernaar toe
door de zee en het vuur
Zelda
Mijn jongen
Mijn geliefde
Waarheen is hij gegaan, waarheen,
als een wolk die licht geeft in de ochtend.
Daar tussen de zandheuvels en de zee
ontstond in het doodstille hart van mijn jongen
een droeve droom van schoonheid
en een glimlach die nooit meer van mij wijkt.
Mijn geliefde
het licht en de schaduwen
in de dauwdruppels de avondster
Zijn glimlach, bitter
de pijn die nooit in mij eindigt, mijn jongen
een droeve droom van schoonheid
en een glimlach die nooit meer van mij wijkt
Mijn geliefde
huilen heeft geen woorden -
schaduwen, eenzaam in de wind,
Ach als ik als stof
met liefde mijn jongen zou kunnen bedekken
een droeve droom van schoonheid
een glimlach die nooit meer van mij wijkt.
Nathan Jonathan, 1974
De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr. 4 1998
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Ben-Goerion en de status-quo - RAL
'Status-quo' is een min of meer juridische term, die vooral in de politiek wordt gebruikt. In Israël heeft de uitdrukking een sterk beladen betekenis gekregen. De Latijnse woorden betekenen letterlijk 'de toestand waarin'. In politiek opzicht heeft de uitdrukking de betekenis van 'de toestand waarin iets zich bevindt of bevond'. De term wordt dan veelal gebruikt om het handhaven van die toestand, dan wel de wenselijkheid van dat handhaven, aan te duiden. De uitdrukking komt ook in nog wat langere vorm voor. Dan luidt zij 'status-quo ante'. Hetgeen betekent: 'de toestand waarin voorheen'. Eigenlijk is hier in het Latijn een woord weggelaten. Voluit zou er moeten staan: 'status-quo ante bellum' - de toestand zoals die vóór de oorlog was.
Dat de Israëlische maatschappij gecompliceerd in elkaar steekt, mag bekend worden verondersteld. Het is maar de vraag of nu speciaal de Israëlische maatschappij zo gecompliceerd is. Er is reden om aan te nemen dat dit voor elke moderne gemeenschap van mensen geldt. De Nederlandse maatschappij is ook zo eenvoudig niet! Probeer maar eens aan een buitenlander uit te leggen hoe ons omroepbestel in elkaar zit. In Israël geldt de status-quo ten aanzien van de positie van de orthodoxie in het geheel van de samenleving. Al is dit nergens wettelijk als uitgangspunt vastgelegd. Het handhaven van de status-quo is in dit geval gebaseerd op een 'traditie', die stilzwijgend door de meerderheid van de bevolking wordt aanvaard. Ook dat is niet uitzonderlijk voor Israël. In de mééste gevallen berust een status-quo-situatie op een stilzwijgende acceptatie van die situatie.
De status-quo ten aanzien van de religie gaat in Israël tot de vroegste dagen van de staat. Eigenlijk is hij ook nog een voortzetting van een situatie die reeds onder het Britse mandaat bestond. In die zin is er dus strikt genomen sprake van een status-quo ante, maar toch weer niet helemaal. Bij een status-quo ante denkt men veelal aan het herstellen van een vroegere situatie, die (tijdelijk) onderbroken is geweest. Dat laatste is in Israël niet het geval.
Stempel
Het vasthouden aan de status-quo in religieuze zaken is in Israël aanwijsbaar te herleiden tot het gedachtegoed van David Ben-Goerion in het prille begin van zijn optreden als politiek leider in de pas gegrondveste staat. Ben-Goerion kwam zelf uit een Oost-Europees, joods milieu. Hij wist uit eigen ervaring hoezeer de religieuze praktijk van het jodendom een stempel had gedrukt op de joden van Oost-Europa. Evenzeer kende hij niet alleen de religieuze, maar ook de sociale betekenis van de rabbijnen.
De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 4 1998
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
'Wij mogen onze gaven niet verspillen' - Shirah Lachmann
Met de oprichting van een eigen staat dachten de zionisten een einde te maken aan de abnormale positie van de joden in de wereld. Niets is echter minder waar; de eigen staat is een bevestiging gebleken van hun 'abnormaliteit'. Dat is althans de mening van de Amerikaanse rabbijn en historicus Arthur Hertzberg. Hij poneerde zijn stelling eind februari tijdens een lezing in het kader van het vijftigjarig bestaan van Israël voor Crea-Studium Generale. Hertzberg sprak in de aula van de Universiteit van Amsterdam over de betekenis van Israël voor de joden en voor de wereld.
'Theodor Herzl was de optimistische overtuiging toegedaan dat de wereld graag een eind zou wíllen maken aan antisemitisme. Als de joden 'normale' mensen zouden worden, zou er niet langer antisemitisme zijn, want de joden zouden de wereld niet langer voor de voeten lopen. Dat is echter niet wat de wereld heeft geleerd. Wíj dachten dat wij normaliseerden, maar de wereld kwam - met grote tegenzin - tot het besef dat joden uniek zijn.'
Volgens Hertzberg hebben de joden dat alleen maar geaccentueerd door iedere keer dat Israël in het geding is de nationale identiteit in de diaspora los te laten en de joodse identiteit in stelling te brengen. 'Als een premier van Israël tijdens een bezoek aan de Verenigde Staten niet wordt uitgenodigd voor de lunch, wordt er meteen pressie uitgeoefend om een eind te maken aan deze belediging.' Ook op de onafhankelijkheid van Israël valt volgens Hertzberg nog wel wat af te dingen. 'Als de Verenigde Staten
niezen, heeft heel Israël de griep'.
De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 4 1998
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service