Levend Joods Geloof nr. 4 Pesach/Jom Ha'atsmaoet 1999
Bevrijd de vrouw uit haar Egypte - rabbijn David Lilienthal
'Het is de gewoonte bij de Pesachseder te vertellen hoe wij als Joden slaven werden in Egypte. Vanavond vragen wij ook hoe wij, als vrouwen, slaven werden in ons eigen volk. Soms wordt gezegd dat er al in de oudste menselijke samenlevingen een onderscheid bestond tussen het werk van vrouwen en mannen, gebaseerd op biologische verschillen tussen hen. Dit is niet juist. In de oudheid, in de eenvoudige collectieven, waren wij gelijkgesteld met de mannen. Ons vermogen kinderen te baren werd het excuus voor onze onderdrukking, maar het is niet de echte reden.'
'Toen de Hebreeën na de Uittocht uit Egypte waren teruggekeerd in het land werden zij door oorlog, ziekten en hongersnood bedreigd met uitsterven. Om het overleven van de Joden als een volk veilig te stellen werd het noodzakelijk dat de vrouwen vele kinderen kregen, terwijl zij als gelijken bleven meewerken in de landbouw. De regels van de samenleving toen, die we in de Tenach herkennen, geven de dringende noodzaak aan vruchtbaar te zijn en zich te vermenigvuldigen.'
'Er waren toen relatief weinig vrouwen, omdat het baren van vele kinderen de risico's van ziekte en overlijden verhoogde. Onze levensverwachting was slechts driekwart van die van de mannen. Hierdoor werd onze maatschappelijke waarde verhoogd, maar wij bereikten niet de eervolle leeftijd waarop men de maatschappelijke posities van leiderschap en invloed gaat innemen.'
Voortbestaan
'Later veranderde de sociale omstandigheden zodat de nadruk op het werk in het huis en op een groot aantal kinderen voor het voortbestaan van het volk niet meer nodig waren. Echter, toen waren de sociale gewoonten en wetten die onze mannelijke leiders hadden geformuleerd zodanig ingesleten dat onze beperkte rol niet op een eigentijdse wijze kon worden uitgebreid. Door de ontwikkeling van de steden werd de rol van de mannen in het zakenleven verbreed, terwijl de economische bijdrage van de vrouwen in de landbouweconomie steeds onbelangrijker werd. Daardoor werd onze wezenlijke rol in het instandhouden van de samenleving door ons vermogen kinderen te baren tot een excuus, maar niet de reden, voor onze machteloosheid.'
'Gelijk de slaven in Egypte hadden wij de grondslagen gelegd voor een sterke samenleving, maar wij hadden geen invloed op de wijze waarop die zich verder ontwikkelde. Wij waren slaven. Op ontelbaar veel manieren leven wij nu nog in Egypte.'
Ondergeschikte rol
Het bovenstaande is een lang citaat uit de San Diego Women's Haggadah, uitgegeven door het Woman's Institute for Continuing Jewish Education in 1986. In het kort geeft het de opvatting weer die ik, al ben ik een man, in het verleden wel vaker in dit tijdschrift heb beschreven, namelijk dat de ondergeschikte rol van de vrouw in het joodse leven minder aan de klassieke halacha te wijten is dan aan de lagere sociale status van de vrouw die wij in de loop der tijden grotendeels uit de niet-joodse omgeving hebben overgenomen. De halacha staat de vrouw veel meer toe dan de meeste Joden denken. Het feit dat zij, vanwege de zorg voor de vele kinderen, niet verplicht is die mitswot te vervullen die afhankelijk zijn van de tijd van de dag, betekent niet dat het voor haar verboden is deze uit te voeren, al is dat veelal wel de realiteit geworden.
De Tora zelf is een uitgesproken paternalistisch boek. De rabbijnse traditie is ontstaan uit een keuze voor een leiderschap dat op het verstand en opleiding was gebaseerd, om een einde te maken aan het charismatische leiderschap dat stoelde op 'stemmen uit de hemel' en dat tot veel oorlog en ellende had geleid in de Romeinse periode. Hierbij werd dan ook, onbedoeld, denk ik, gekozen voor een mannelijk leiderschap en werden de intuïtieve, vrouwelijke elementen op een zijspoor gezet. Het is pas in onze eigen tijd dat wij weer open komen te staan voor de waardevolle en specifieke bijdragen die vrouwen kunnen leveren aan onze jodendomsbeleving.
Dit betekent niet dat vele rabbijnen in vroegere tijden niet voelden dat deze aspecten ontbraken en dat de vrouwen ten onrechte op de achtergrond werden gehouden.
De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 4 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Een witte handschoen op een vieze hand - Leontine Veerman
In Israel zijn veel vrouwen nog niet bevrijd uit hun Egypte, hun slavernij. In dat opzicht is de joodse staat een land als vele andere. Toch wringt het dat een volk, wiens religieuze teksten zo lovend kunnen zijn over de rol van de vrouw en wiens ideologie is gestoeld op gelijkheid voor beide seksen een deel van zijn vrouwen met zoveel minachting tegemoet kan treden. De laatste jaren komt er wat meer aandacht voor, maar als puntje bij paaltje komt, moet alles - en dus ook de vrouw - weer wijken voor het nationale belang. Zij is slechts het matras voor de soldaat.
Iedere laatste vrijdag van de maand wordt in het centrum van Jeruzalem, op de drukke looproute van Ben Jehoeda naar het grootste warenhuis in de stad, een stille wake gehouden voor vrouwen die die maand dodelijk slachtoffer van huiselijk geweld zijn geworden. 'Geen maand gaat voorbij zonder nieuwe incidenten', aldus Donatella Orsini van de feministische organisatie Kol haIsha. 'In de diaspora konden joden nog beweren dat alleen de goi zijn vrouw slaat, in Israel is wel gebleken dat dat een mythe is. De agressie in de Israelische samenleving als geheel groeit en huiselijk geweld in het bijzonder neemt ook toe. Zelf ben ik ervan overtuigd dat er een directe relatie bestaat tussen de politieke situatie en het toenemend geweld. Het optreden van soldaten als bezetter en het gebruik van geweld tegen Palestijnen corrumpeert de Israelische samenleving. Geweld wordt de norm.'
Meldingen
In januari 1999 maakte de politie bekend dat het aantal meldingen van verkrachtingen het vorig jaar met 12,5 procent is gestegen - tot 584 meldingen - evenals het aantal aangiften van huiselijk geweld: 21.912 vrouwen deden een aanklacht. Daarmee is niet de ware omvang van het probleem weergegeven. Slechts een op de zes vrouwen heeft de moed naar de politie te stappen. Volgens de opgave van het Israelisch-Palestijnse feministische centrum in Haifa, dat het nationale alarmnummer voor mishandelde vrouwen runt, is een op de zeven vrouwen het doelwit van structureel huiselijk geweld.
'Met uitzondering van extreme landen als Afghanistan tref je wereldwijd dezelfde verhouding aan', zegt Ilana Dorfman. 'Geweld is een internationaal sociaal fenomeen en Israel vormt wat dat betreft geen uitzondering op de wereldbol. Iedere twaalf uur vindt een verkrachting plaats en iedere vier uur is een vrouw het slachtoffer van seksuele intimidatie. Het is waar dat de Israelische samenleving in het algemeen gewelddadiger wordt, maar ik denk niet het huiselijk geweld toeneemt. Dat lijkt misschien omdat de media meer aandacht schenken aan mishandeling van vrouwen en vrouwen vaker aangifte doen. Sinds
de overheid in 1997 een campagne tegen huiselijk geweld heeft gevoerd, is het bewustzijn gegroeid en staat geweld tegen vrouwen op de nationale agenda.'
Sinds datzelfde jaar 1997 is het regionale alarmnummer van Haifa ook het nationale alarmnummer geworden. Voordien kwamen bij het centrum jaarlijks duizend telefoontjes binnen, vanaf 1997 noteerde men jaarlijks vijfduizend gesprekken. Wat biedt het centrum de vrouwen die bellen? Dorfman: 'Vrijwilligers verzorgen in vijf talen de eerste opvang. Daarna begeleiden wij vrouwen naar de politie of naar blijf-van-mijn-lijfhuizen, wij bemiddelen tussen vrouwen en maatschappelijk werkers, wij bieden juridische hulp en juridische vertegenwoordiging tegen een minimale vergoeding, en wij begeleiden vrouwen die uit opvanghuizen komen en een nieuw leven moeten opbouwen.'
Daarnaast geeft het centrum voorlichting. Vrijwilligers geven lezingen over geweld-binnen-relaties aan middelbare scholieren en aan dienstplichtige soldaten, er zijn speciale projecten voor Palestijnse vrouwen, en de laatste doelgroep is de politie; binnen de lagere regionen bestaat een rijpe voedingsbodem voor vooroordelen en worden klachten van vrouwen vaak niet serieus genomen.
Stoomketel
De gang naar een opvanghuis wordt zo lang mogelijk uitgesteld. Dorfman omschrijft zo'n onderkomen als een 'stoomketel', waar vrouwen alleen in het uiterste geval naartoe worden verwezen.
De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr. 4 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Rabbijn Na'ama Kelman over de religieuze raden - Eva van Sonderen
Het voorlopige dieptepunt in de 'cultuurstrijd' tussen ultra-orthodoxe en niet-orthodoxe joden over het karakter van de joodse staat was ongetwijfeld zondag 14 februari. Een kwart miljoen charediem houdt die dag een gebedsbijeenkomst bij het oude Centraal Busstation in Jeruzalem. Nauwelijks een kilometer verderop, in het Sacherpark, houdt 'het andere Israel' een tegendemonstratie, ter verdediging van het Hooggerechtshof en de democratie. Daar zijn zo'n 40.000 personen samengestroomd. Rabbijn Na'ama Kelman, die zitting zou moeten hebben in de religieuze raad van Jeruzalem, geeft haar visie op de
huidige ontwikkelingen. Minister Eli Suissa van religieuze zaken heeft de Jeruzalemse raad inmiddels op non-actief gesteld.
De ultra-orthodoxe demonstratie ontlokt Kelman een felle reactie. 'Het is geen grote verrassing dat zij 250.000 op straat kregen. Het was wel een verrassing dat wij 60.000 personen op de been kregen' (volgens de politie ging het om 40.000 demonstranten, evs). 'Er is een groeiende bewustwording onder het seculiere publiek; het wordt duidelijker waar het gevecht over gaat. De reform en de conservative beweging zijn niet langer rare randverschijnselen, maar nemen een plaats in op de religieuze en politieke kaart. Het wordt iedereen duidelijk dat wij staan voor democratie.'
Zwart
Rond het oude Centraal Busstation zien de straten op 14 februari letterlijk zwart van de mensen en ook op de daken van de omringende gebouwen wemelt het van de charedische demonstranten. Al ver vóór de plaats van samenkomst is er geen doorkomen meer aan. Ongeveer twintig procent van de demonstranten bestaat uit vrouwen, velen met kinderen en wandelwagentjes, een enkele hoogzwanger. Veel mannen dragen een 'sjofar met zich mee. Ondanks de massaliteit is het rustig. Mensen wier kleding wijst op een meer seculiere achtergrond, worden met rust gelaten. Vanaf de daken klinken elektronisch versterkte psalmen. Na anderhalf uur golft het Sjema Jisraeel door de menigte en wordt er zeven maal op de sjofar geblazen, als een soort oorlogsverklaring.
In het Sacherpark demonstreren onder anderen ook reform en conservative joden, ongeveer even veel mannen als vrouwen. De sfeer is ondanks alles ontspannen. Er zijn spandoeken met 'Merets beschermt de democratie'. Er staat een grote heteluchtballon, er wordt gedanst, mensen zitten in het gras. Er loopt een man rond met een T-shirt met het opschrift 'bananenrepubliek'. De sprekers zijn onder andere Jossi Sarid van Merets, Awraham Burg van de Jewish Agency en Ronni Milo van de Centrumpartij, maar ook minister van justitie Tsachi Hanegbi, die met boegeroep wordt begroet, en David Levy, die galmend oproept tot verdraagzaamheid. Aan het eind wordt het Hatikwa gezongen. Als beide demonstraties, gescheiden door een dubbele haag soldaten, uiteengaan, vormen zich overal druk discussiërende groepjes van orthodoxen en niet-orthodoxen.
Diezelfde dag moet in Jeruzalem de religieuze raad bijeenkomen. Dankzij een uitspraak van het Hooggerechtshof maken reform rabbijn Na'ama Kelman en conservative rabbijn Ehoed Bandel daar nu deel van uit. Zij arriveren echter voor een gesloten deur. Het is de laatste zet in het ruim tien jaar durende 'schaakspel' om vertegenwoordigers van de reform en de conservative beweging buiten de raden te houden. In een kort interview voor de WUPJ Newsletter heeft Kelman zichzelf eerder ironisch omschreven als: een 'treife persoon' die denkt in de Heilige Stad in de raad te kunnen zitten. 'Jeruzalem staat centraal
in het denken van het joodse volk en als het [naar de mening van de (ultra-)orthodoxie] hier al mis zou gaan, is het einde zoek.'
De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 4 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Honger maakte bonen kosjer - rabbijn Menno ten Brink
Op de laatste van de vier speciale sjabbatot, Sjabbat haChodesj (de sjabbat van de maand), die dit jaar op 13 maart valt, is het de gewoonte om de regels en voorbereidingen voor Pesach in de Toravoorlezing centraal te stellen. Een van de zaken die bij de kasjroetregels voor Pesach steeds weer aan de orde komt, is het eten van kitnijot (letterlijk: kleine dingen). Zijn peulvruchten en rijst wel of niet geoorloofd?
Op het moment dat ik dit schrijf, hebben wij net de tien uitspraken uit de Tora gelezen en gaat sidra misjpatiem (Sjemot 21:1 e.v.) verder met een verfijning van de tien basisregels. Op het eerste gezicht is het merkwaardig dat een volk dat net is ontsnapt uit de Egyptische slavernij, nu weer in een keurslijf wordt gedwongen van een heel systeem van wetten. Maar toch.... Wat betekent vrijheid, als er geen wetten en regels zijn om diezelfde vrijheid te beschermen? Zonder 'misjpatiem' zou er al snel sprake zijn van complete anarchie, waarin iedereen maar kan doen en laten wat men zelf zou wensen. Het zou resulteren in egoïsme, survival of the fittest en eigen rechter spelen. Juist dan zou er onvrijheid heersen, namelijk voor degenen die worden blootgesteld aan de heersende willekeur. De meerderheid zou de minderheid onderdrukken - precies zoals in Egypte gebeurde - en dat wilde men nu juist voorkomen.
Slavernij
Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist een volk dat de ellende van de slavernij aan den lijve heeft gevoeld regels krijgt om anderen op een ethisch en moreel correcte wijze te behandelen. En het valt op dat de eerste regels die in Tora staan na de tien uitspraken, betrekking hebben op een correcte en humanitaire behandeling van slaven. Wij weten wat het is om in onvrijheid te leven, om slaaf te zijn geweest en juist wij mogen dat derhalve een ander niet aandoen.
Van de 35 mitswot in parasja misjpatiem is vooral ook de verplichting om de vreemdeling, de weduwe, de wees en ook de proseliet - in het algemeen de minder gegoeden en vaak gediscrimineerden in onze samenleving - correct te behandelen, van groot belang. Zoals de profeten dat later voorlegden aan de koningen, zijn het fatsoensniveau en de mate van moreel bewustzijn van een volk en een gemeenschap te beoordelen aan de hand van de wijze waarop men omgaat met de vreemdelingen en de minderbedeelden in die maatschappij. Vaak genoeg hieven de profeten een moraliserend vingertje op om erop te attenderen dat men zich vooral ook moest bekommeren om anderen, om degenen die in onvrijheid - welke vorm dan ook - leven, die onze hulp en steun dubbel en dwars nodig hadden.
De profeten zijn vooral ook voor het liberale jodendom van het begin af aan een lichtend voorbeeld geweest van een nieuwe kijk op de beleving van het jodendom. Wij zouden minder 'wettisch' moeten zijn en geen regeltjes moeten naleven alleen omwille van de regeltjes. De géést van de voorschiften, die moeten wij in de gaten houden, dat is van belang. Wij zijn geen slaven van de halacha, maar moeten steeds weer toetsen of de regels ook voor ons als modern levende Joden van belang zijn om ons jodendom te kunnen blijven beleven, om onze vrijheid als mens te reguleren. Daarbij staat centraal dat wij, als Joden, ook vandaag nog leren hoe wij een rechtvaardige gemeenschap moeten inrichten, die naar heiligheid streeft en van bijzondere hoge ethische en morele kwaliteit zou moeten zijn. Dat zou het doel van de halacha dienen te zijn.
Kasjroet
Met het bovenstaande in gedachten bestudeerde ik de nieuwste Responsa-brochure van de Assembly of Rabbis of the Reform Synagogues of Great Britain (de Britse zusterorganisatie van ons college van rabbijnen, waarvan ik 'associated' lid ben). In de brochure, getiteld Kashrut for Pesach, wordt besproken of men zich strikt aan bepaalde regels moet houden van kasjroet met Pesach en zoja, hoe strikt men die regels dan zou moeten naleven. Ik wil hier vooral ingaan op het probleem van de zogenaamde kitnijot, mede omdat er regelmatig vragen zijn over dat onderwerp.
De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 4 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Het belang van 17 mei - RAL
In Israel vinden op 17 mei aanstaande verkiezingen plaats. De Israeli's stemmen die dag niet alleen over de samenstelling van de Knesset, maar tevens wordt die dag een premier gekozen. Dat laatste werd kort voor de vorige verkiezingen, in 1996, ingevoerd. Er vinden dus gelijktijdig twee verkiezingen plaats. Met als merkwaardig resultaat dat de gekozen premier van een andere partij kan zijn dan die met de meeste zetels in de Knesset. Dat verschijnsel heeft zich in 1996 ook direct voorgedaan. De Avoda (Arbeid) kreeg 34 zetels, terwijl Likoed, Gesjer en Tsomet, die een lijstverbinding waren aangegaan, er 32 kregen. Als premier werd evenwel de Likoednik Benjamin Netanjahoe gekozen.
In het verleden is de gang van zaken steeds geweest (net als hier te lande) dat het staatshoofd de leider van de partij met de meeste zetels aanwees als formateur (de naoorlogse Nederlandse tussenfase van informateur kent men in Israel niet). Na de aanwijzing van de formateur - in de praktijk daarmee tevens de te verwachten premier - volgde dan steeds een politieke koehandel om een coalitie te kunnen vormen. De gedachte achter de rechtstreekse verkiezing van de premier was dat men die koehandel wilde vermijden. Een gekozen premier - dacht men - zou uit hoofde van zijn democratische verkiezing meer gezag hebben en daarom minder behoeven te onderhandelen om een coalitie te kunnen vormen.
Wetswijziging
Dat laatste is een misvatting gebleken. Er zijn dan ook in de afgelopen paar jaar nogal wat stemmen in Israel opgegaan om weer af te stappen van deze regeling. Om dat te kunnen bereiken, is een wetswijziging nodig. Een voorstel daartoe ligt inmiddels bij de Knesset en is daar in de zogenaamde 'eerste lezing' gepasseerd. Voor een dergelijke wijziging is evenwel een meerderheid van tweederde der stemmen vereist. Als die meerderheid al zou worden behaald, dan nog zou de gewijzigde wet niet met deze verkiezingen in werking treden, maar pas bij de daaropvolgende.
Het probleem met de huidige regeling ligt niet zozeer in de rechtstreekse verkiezing van een premier, maar in het feit dat in bijna elke parlementaire democratie een coalitie van partijen nodig is om een regering te kunnen vormen die het vertrouwen van de meerderheid van het parlement heeft. Alleen landen die (in de praktijk) een twee-partijen-stelsel hebben, kennen dat probleem niet. Van dat soort landen zijn er maar twee: Groot-Brittanië en de Verenigde Staten. Daar wordt op grond van parlementsverkiezingen altijd onmiddellijk duidelijk welke partij de grootste is. Díe partij vormt ook altijd de regering. Met de komst van een gekozen premier zijn de politieke coalitie-onderhandelingen in Israel derhalve niet verdwenen.
De premier dient binnen zes weken een regeringsploeg aan het parlement te presenteren. Omdat dat een vrij korte termijn is, zijn de partijen uit wier midden de gekozen premier wellicht kan voortkomen, nu al bezig met oriënterende onderhandelingen. Traditioneel kent de Knesset twee grote partijen, één links en één rechts van het midden. Tegenwoordig heten die Avoda en Likoed. Het huidige kabinet, onder premier Netanjahoe, heeft een duidelijk rechts accent. In de vijftig jaar van het bestaan van de staat Israel is er waarschijnlijk nooit een kabinet geweest dat in het buitenland zoveel kritiek en in het binnenland zo weinig respect heeft geoogst. Er is in brede kringen een roep om iets anders, en vooral om iemand anders. In die zin kan men zeggen dat het om cruciale verkiezingen gaat.
De doorsnee Israeli's zijn altijd veel meer in de politiek geïnteresseerd geweest dan wij dat in Nederland van het publiek gewend zijn. Dat is begrijpelijk wanneer de politieke ontwikkelingen de mensen in hun uitwerking zó direct raken. Er spelen op dit moment twee belangrijke zaken in de politiek: de ontwikkeling van het vredesproces en de tegenstelling tussen vrijzinnig en orthodox.
De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods geloof nr. 4 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Micha Gelber: 'Ik was geen fighting unit' - Rachel Reedijk
Het gesprek met Micha Gelber vindt plaats in zijn woning in Rotterdam, die een schitterend vergezicht biedt over de Nieuw Maas, met zijn eigenlijk best wel sierlijke Erasmusbrug. Gelber blijkt een boeiende verteller, die binnen het beschikbare uur moeiteloos een beeld schetst van zijn zestienjarige verblijf in Israel.
Waarom bent u op alija gegaan?
'Ik kom uit een zionistisch gezin. Mijn ouders waren voor de oorlog heel actief in de NZSO, de zionistische jeugdbeweging, mijn vader was voorzitter van de joodse jeugdfederatie. Uiteindelijk heeft die zionistische betrokkenheid geleid tot het verkrijgen van certificaten, ter uitwisseling met Palestina. Wij zijn daardoor niet doorgestuurd naar Polen, maar als gezin terechtgekomen in Bergen-Belsen, wat voor kinderen een mogelijkheid was om berhaupt te overleven. Wij zijn met ons vieren Bergen-Belsen doorgekomen. Terug in
Nederland was toen de weg open om naar Israel te emigreren. Ik ben in 1951 als vijftienjarige met mijn ouders meegegaan op alija. Mijn ouders hebben het ook al geprobeerd in de jaren dertig, zij hebben het land in 1935 en 1937 voor een eerste verkenning bezocht. Mijn vader had altijd al het gevoel dat hij wat kon bijdragen aan de opbouw van Israel. Maar hij wilde dat niet doen door het aanleggen van wegen of het bouwen van huizen. Gelukkig heeft hij op een gegeven moment een plaats gevonden op zijn eigen vakgebied, in de chemische sector, de bandenindustrie. Ik was op dat moment vervuld van het zionisme, dat was er met de paplepel ingegoten. Seculier zionisme, want religie speelde thuis geen rol.'
Wat waren uw eerste indrukken?
'Ik herinner mij alles nog uit die tijd. Ik kwam aan op vliegveld Lod, in een verschrikkelijke chamsiem, terwijl ik winters gekleed was. Ik werd afgehaald door mijn broer en mijn tante; wij gingen naar Jeruzalem, waar ik in die eerste periode door deze tante ben opgevangen. Mijn ouders waren eerst nog even naar Amerika gegaan. Mijn eerste indrukken waren heel anders dan ik had verwacht. Je komt uit een westerse wereld. In Israel was het toen nog de periode van chaloetsiem, histadroet en soefganiot. Er heerste een sterke Oost-Europese cultuur die ons volkomen vreemd was; ik moest mij enorm aanpassen. Na een aantal weken ben ik bij de Nederlandse familie Visser in huis gekomen. Iedereen van de oudere generatie zal zich die familie nog wel herinneren. Want daar kwamen de sinaasappelkisten vandaan. Je gaf mensen in die tijd geen boom, maar sinaasappels en die kwamen van de familie Visser. In het eerste jaar heb ik mij beziggehouden met het leren van Iwriet, en ik werkte voor halve dagen als knechtje bij een timmerman. Ik had een hutkoffer bij me met gereedschap, want ik was voorbestemd om timmerman te worden.
Alles was vreemd, de omgangsvormen, het ongeduld, de hele gang van zaken. Maar het is mij toch erg goed vergaan. Ik woonde in Sjchoenat Bochov: Poolser dan Pools, Oost-Europeser dan Oost-Europa en zeer socialistisch. De jeugd liep allemaal met blauwe hemden en rode strikjes. Of witte strikjes, dan hoorden ze bij Noah Oved of Hasjomeer Hatsa'ir. Daar werd ik op een gegeven moment natuurlijk ook ingezogen.
De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 4 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
De herontwaking van het kind - Shirah Lachmann
Opeens is de stad, waar je iedere dag op straat speelt, niet langer de veilige plek die je zo vanzelfsprekend vond. Van de ene dag op de andere raak je ontheemd, verlies je familieleden. Water halen wordt een weddenschap met de dood. Dat is wat er gebeurde in Bosni‰. En dan, na vijf jaar bloedige oorlog, is het bijna net zo plotseling weer vrede en moet je de draad van een 'gewoon' leven weer oppakken. Hoe doe je dat als kind? In Sarajevo helpt La Benevolencija kinderen weer kind te worden.
Het kinderproject ging in juli 1997 van start met een proef. Het was gebleken dat normale intelligente kinderen zich door emotionele blokkades niet meer konden concentreren. La Benevolencija vroeg Hilleguus Timmner, die als psychologe veel heeft gedaan met onderwijs en door de Nederlandse organisatie Vrienden van La Benevolencija Sarajevo al was betrokken bij de gebeurtenissen in het voormalige Joegoslavi‰, een project op te stellen om kinderen uit alle etnische bevolkingsgroepen uit hun isolement te halen. Timmner is daarnaast ook de hoofdco”rdinator voor La Benevolencija en de Netherlands
Council of Jewish Women. Timmner: 'De gemene deler was: schoolgaande kinderen. Vrijwel geen een van hen kent nog een gewone huissituatie. Er zijn trauma's binnen het gezin, er zijn de trauma's van buiten de deur; in één klap moesten zij volwassen worden.'
Goede weg
Die eerste zomer was toonaangevend. De kinderen gingen en gaan niet op vakantie; als zij enigszins de kans zagen, kwamen zij naar het gebouw van La Benevolencija, waar de activiteiten werden en worden georganiseerd. Daardoor wisten Timmner en de medewerkers in Sarajevo dat zij op de goede weg waren. Er werden activiteiten aangeboden waar de kinderen zin in hadden. 'Je moet geen dingen vragen die ze emotioneel niet aan kunnen.' Timmner vertelt van een meisje dat niet meer sprak en zich uitte door middel
van een gedicht. 'Wij hebben haar gevraagd of zij het voor wilde lezen en vanuit een absolute vanzelfsprekendheid begon zij te lezen, voor het eerst sprak zij weer.'
Na afloop van de zomervakantie begon het project daadwerkelijk en werd een eerste school - veertig leerlingen - uitgenodigd om mee te doen. Het project kent vier fases. 'Eerst is er gevraagd: wie wil er wat kwijt over zijn ervaringen? Vertel maar. Bijna iedereen deed daaraan mee, behalve twee kinderen die niet meer wilden praten. Daarna werd de vraag gesteld: wil je een stukje daarvan opschrijven? Wat jij belangrijk vindt. Het mag ook in dichtvorm, of alleen in steekwoorden, af als verhaal. Een van kinderen stelde voor een dagboek te schrijven, dat mee naar huis werd genomen en dan na een week werd
voorgelezen. Dat gebeurde.
De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 4 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service