Levend Joods Geloof nr. 5 Sjawoeot 1999
Waar staat het geschreven? - rabbijn Tony Bayfield
In november kwamen de Europese vertegenwoordigers van de WUPJ bijeen in Lyon voor hun jaarlijkse regionale conferentie. Bij die gelegenheid hield rabbijn Tony Bayfield, chief executive van de Reform Synagogues of Great Britain (RSGB) een interessante lezing over progressief jodendom en de mitswot. Een lezing over de vraag hoe wij het verbond met God, gesloten bij de Sinai, levend en krachtig kunnen houden, door middel van mitswot.
'Het wordingsproces van deze lezing kent verschillende persoonlijke aspecten, maar er zijn drie elementen die ik meteen met elkaar in verband wil brengen. Het eerste element is een gehaast gesprek na afloop van een andere lezing, die ik zo'n twee jaar geleden hield op het Festival of Reform Judaism. Ik sprak - zoals gebruikelijk - over de filosofische en ideologische grondslagen voor progressief jodendom. Er werd
beleefd geapplaudisseerd en vervolgens kon het publiek zo'n vijftien minuten vragen stellen. Direct na afloop kwamen twee vrienden van de United Jewish Israel Appeal (UJIA), voorzitter Jonathan Kestenbaum en Jonathan Ariel, naar mij toe en een van hen merkte op hoe fascinerend het was geweest te constateren dat er geen enkele samenhang was tussen de lezing en de gestelde vragen. 'Jij sprak over ideologie, theologie. Zij stelden vragen over gebruiken. Jij hield hun geloof voor en zij vroegen om mitswot. Deze mensen vroegen niet om theorie, maar om reform mitswot'.
Queeste
Het tweede voorval vond enige maanden later plaats. Zoals bekend onderneemt de Israelische minister van Financiën Ja'akov Ne'eman een messiaanse queeste naar een oplossing voor het gioer-probleem in Israel. De essentie van zijn voorstel is het opzetten van instituten onder auspiciën van de Jewish Agency, waar een ieder in Israel die wil uitkomen, kan studeren en onderricht krijgt van alle stromingen van het jodendom over alle interpretaties van het jodendom, waarna zij een getuigschrift krijgen. Daarmee worden de 'afgestudeerden' van alle instituten doorgestuurd naar religieuze rechtbanken - speciale batei din - waar zij zullen worden opgenomen in het jodendom. Op die manier, luidde zijn aanbeveling, zouden alle oprechte geriem, uit welke joodse stroming dan ook, jood kunnen worden, terwijl het amour propre van het orthodoxe rabbinaat bewaard blijft. Ne'eman was op weg naar huis na een bezoek aan de Verenigde Staten en maakte een tussenstop in Engeland. De bestuurders en religieuze leiders van de RSGB, de Union of Liberal & Progressive Synagogues, de Masorti en de United Synagogue werden uitgenodigd voor een bijeenkomst in zijn suite in het Grosvenor House Hotel. Ne'eman sprak geruime tijd, maar op een moment lukte het mij het woord te krijgen. Ik vroeg: 'Bedoelt u dat de speciale batei din niet zullen uitgaan van tarjag mitswot, het naleven van alle 613 geboden?' 'Zij (vermoedelijk de joodse traditie, tb) spreekt niet van 613', zei Ne'eman, 'alleen van mitswot'.
Het derde voorval is niet zozeer een voorval alswel een stadium in de ontwikkeling van mijn eigen begrip van de theologie van progressief jodendom, de theologie die - zoals de twee Jonathans van de UJIA opmerkten - toch eerder specialisten zal interesseren! Dow Marmur, mijn leraar en mentor, en ik hadden een aantal maanden geleden een gesprek. Hij constateerde dat de denkers van de Amerikaanse reform nu in twee kampen verdeeld zijn: zij die autonomie als een absoluut gegeven zien en zij die grenzen stellen
aan het principe van autonomie en een evenwicht zoeken. 'Waarbij zij het concept van een verbond hanteren', zei ik. 'Precies', antwoordde hij. 'Borowitz', hervatte ik en wij speculeerden over het feit dat Renewing the Covenant, Borowitz' voornaamste werk, tegenwoordig zo zelden wordt geciteerd.BR>
Ik ben zelf zeer geporteerd van de idee van een verbond. Ik kan daar langdurige en buitensporig saaie verhandelingen over houden en dat doe ik ook geregeld. Dit maal beperk ik mij tot enige inleidende opmerkingen, aangezien zij verband houden met de gedachte die ik naar voren wil brengen.
Biritoe
Volgens geleerden in het nabije Oosten uit de oudheid - en wie zou durven twijvelen aan de geloofwaardigheid van geleerden uit de oudheid - sloten heersers bij de troonsbestijging plechtige bindende overeenkomsten met hun onderdanen. Dergelijke overeenkomsten werden in het Akkadisch biritoe, verbonden, genoemd. Uiteraard waren er allerlei soorten en maten, maar één opmerkelijke soort is het zogenaamde verdrag van opperleenheerschap, waarbij de onderdanen een aanzienlijk aantal ver reikende verplichtingen aan gaan, maar de heerser, de Soeverein, slechts een enkele.
De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Waar wil de Amerikaanse reform voor staan? - Shirah Lachmann
In het winternummer van Reform Judaism werd de discussie over het toekomstige gezicht van de Amerikaanse reform, die tot dan toe binnenskamers was gehouden, algemeen (zie Levend Joods Geloof, Rosj Hasjana 5759/1998). Het tijdschrift van de United American Hebrew Congregations (UAHC) publiceerde het derde concept van Ten Principles for Reform Judaism, de nieuwe beginselverklaring die volgens de voorzitter van de Central Conference of American Rabbis (CCAR), rabbijn Richard Levy, gewenst is. En nu mocht dan kennelijk iedereen gaan meepraten. Dat heeft rabbijn Levy wel geweten.
De Amerikaanse reform is verdeeld in twee kampen, dwars door de religieuze geledingen heen. Leden én rabbijnen zijn zowel onder de voor- als de tegenstanders te vinden. Een neutrale beschouwing van de voorstellen lijkt, gezien het geringe aantal reacties met die teneur, kennelijk onmogelijk. Inmiddels staat het vijfde concept van de beginselverklaring op de website van de CCAR en vergelijking van de verschillende stukken wijst uit dat er hier en daar duidelijke wijzigingen zijn doorgevoerd. Gezien mijn eigen verkeerde inschatting in het Rosj Hasjana-nummer - 'Maar schokkende vernieuwingen? Op dit moment ziet het daar niet naar uit.' - ga ¡k daar op dit moment niet uitgebreid op in. Te meer daar het proces van zoeken, zoeken en nog eens zoeken voorlopig nog wel doorgaat. Rabbijn Levy liet in het lentenummer van Reform Judaism weten niet langer te denken dat mei 1999, wanneer de CCAR haar congres houdt in Pittsburgh, haalbaar is.
Schokkend
Hoezo verkeerde inschatting? De artikelen en ingezonden brieven in Reform Judaism laten zien dat de voorgestelde beginselverklaring door een deel van de reform beweging wel degelijk uitermate schokkend wordt gevonden. Hét hete hangijzer is dat veel mensen het idee hebben gekregen dat rabbijn Levy de reform als geheel een uitgebreide serie mitswot wil opleggen; in een van de reacties op het Internet wordt zelfs gesproken van een 'geheime agenda van rabbijnen'. Die gedachte is niet helemaal onbegrijpelijk wanneer rabbijn Levy zelf in zijn uitleg van het concept voor de raad van commissarissen van de UAHC zegt: 'Laten wij doorgaan de gesprekken toe te spitsen op een lijst van principes, laten wij de mensen aanmoedigen na te denken over de wijze waarop zij daarmee aan de slag willen en - misschien is dat wel het belangrijkste - laten wij een eind maken aan de valse voorstelling van zaken dat iemand die bij de reform hoort, geen gebruiken zou naleven of nergens aan zou geloven.'
Overigens heeft de eerder genoemde schrijver op Internet het ook over 'mensen die het doel hebben het reform jodendom te herhervormen tot een neef in de eerste graad van de conservative beweging of de orthodoxie'. Rabbijn Robert Seltzer zegt het in zijn reactie in het winternummer van Reform Judaism nog wat plastischer: 'Als de naleving ervan voor ons zin heeft, is het nuttig joden aan te moedigen meer joodse rituele gebruiken te praktizeren. Maar wij moeten ervoor waken dat wij het reform jodendom veranderen in
conservative jodendom light'.
De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr. 5 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Bezinning op ons ecosysteem - rabbijn Menno ten Brink
Sjawoeot is de afronding van de tijd die met Pesach begon. De Omertijd verbindt beide feestdagen met elkaar. 7 x 7 dagen na het feest dat de uittocht uit Egypte markeert, komt Sjawoeot op de vijftigste dag. Het feest dat wij vieren omdat wij op die dag bij Sinai via Mosjé de Tora ontvingen. Een volk kan nu eenmaal alleen echt bevrijd zijn, als het zich aan een bepaald stelsel van normen en waarden houdt; anders heerst er anarchie. Deze feestdagen hebben echter ook een basis in onze relatie met de natuur.
Pesach is het eerste lentefeest dat wij vieren, als overwinning op de donkere dagen van de winter. De bomen lopen weer uit, de bloemen gaan weer bloeien, kortom de natuur komt tot leven. Symbolisch eten wij de karpas, de eerste lentegroenten. Maar het betreft ook de dierenwereld. Het lamsbeentje op sederschotel is van een pasgeboren lammetje. Het ei symboliseert niet alleen het extra offer dat moest worden gebracht in de Tempel, maar staat nog meer symbool voor de steeds terugkerende wedergeboorte van de natuur. Speciaal in deze tijd van wedergeboorte zouden wij ons best eens actiever bezig mogen
houden met ons ecosysteem, de natuur die ons in leven houdt.
Milieukwesties
In februari van dit jaar verscheen een studie van dr. Manfred Gerstenfeld getiteld: Judaism, Environmentalism and the Environment. Het is de werkeditie van zijn proefschrift, dat hij op 16 februari verdedigde aan de Universiteit van Amsterdam. Gerstenfeld inventariseert in deze studie de positie van het jodendom (gedefinieerd als de joodse denkwereld en in het bijzonder de religieuze aspecten daarvan) ten opzichte van de moderne milieubewegingen en milieukwesties. Onder de milieubewegingen verstaat hij 'die stromingen en enkelingen die de bescherming van het ecosysteem als een centraal maatschappelijk doel beschouwen'. Onder milieukwesties verstaat Gerstenfeld 'de verhouding van de mens tot de levende natuur, zijn/haar houding en gedrag jegens de dierenwereld, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de invloed van vervuiling en overlast op derden, alsmede aspecten van ruimtelijke ordening'. Het geheel wordt geanalyseerd op basis van vele voorbeelden uit Tenach, Talmoed en de latere geschriften (waaronder de responsa literatuur).
Het is boeiend dat nu een diepgaande studie is gemaakt van de joodse bronnen met betrekking tot de ecologie. Het werk kan goed als bronnenmateriaal dienen voor degenen die zich verder willen oriënteren op de joodse positie tegenover de natuurlijke en niet-natuurlijke leefomgeving. Toch is het op zichzelf niet wereldschokkend waar Gerstenfeld mee komt. Zelf deed ik tijdens mijn eerste studiejaar aan het Leo Baeck College, in 1988, een zeer bescheiden bronnenonderzoek aan de hand van de toen gepubliceerde literatuur over ecologische aspecten in Tenach, Talmoed en andere joodse bronnen. Tien jaar later heb ik dat uitgebreide materiaal in verschillende lezingen omgewerkt. In 1988 viel mij al op hoe bewust onze voorouders, onder wie de vroege rabbijnen, zich met de wereld om hen heen bezighielden. Er is een rijke schakering van halachot en gedachten over de houding ten opzichte van dieren, de natuurlijke hulpbronnen, lucht- en watervervuiling en geluidsoverlast. Hieronder volgen mijn eigen bevindingen. Voor een meer diepgaande studie, waarin ook de milieubewegingen worden bekeken, en met een bijna uitputtend bronnenonderzoek, verwijs ik u naar de studie van Manfred Gerstenfeld.
'God nam Adam en liet hem de tuin van Eden zien, en alle moois daarin. En Hij zei tegen hem: 'Zie hoe mooi, fantastisch en prijzenswaardig zijn Mijn werken. Ze zijn allemaal voor jou geschapen. Zorg er goed voor en maak deze wereld niet kapot'.' (Kohelet Rabba 7:13).
Zorg
Eind jaren tachtig nam de aandacht voor ons milieu geweldig toe. Van een onderwerp dat maar liever niet ter sprake moest komen, omdat teveel zorg voor de natuur de economische ontwikkelingen en vooruitgang zou kunnen schaden, kwam het na korte tijd bovenaan de politieke agenda's te staan van de meeste geciviliseerde landen van de wereld. Overal werden groene partijen opgericht, met als voornaamste politiek agendapunt de redding van de wereld. Greenpeace wierp blokkades op, ludiek en origineel. Plotseling waren er politici door het gehele politieke spectrum bezig met het milieu, en deed je niet meer mee als politieke partij of zelfs als burger, indien je niets te melden had over dat onderwerp. Het leek een gril, die wel weer over zou gaan, maar de zorg om het milieu bleef. Ook in de komende jaren zullen onderwerpen betreffende onze natuurlijke leefomgeving onze aandacht blijven vragen.
Afbraak
Het bestrijden van het broeikaseffect, het kappen van grote delen van het tropisch regenwoud, werpt op zichzelf al vragen op en helemaal nu wij weten over het gevolg van de resulterende afbraak van de ozonlaag: veel sterkere blootstelling aan de gevaarlijke straling van de zon, met alle gevolgen van dien. Of neem de vervuiling van grond en water door olie, chemicali‰n en nucleair afval. En wat te denken van de fauna? Hoe gaan wij om met zaken als legbatterijen, geven wij nog wel om het welzijn van dieren? Interesseert het ons eigenlijk wel of bijzondere diersoorten zoals de olifant, de walvis of de panda blijven bestaan of laten wij de jacht gewoon maar toe, omdat wij bijvoorbeeld ivoor zo mooi vinden en het economisch een gewild en schaars product is? Vinden wij bont en nerts zo mooi dat wij bereid zijn dieren daarvoor onnodig te laten lijden door ze dood te knuppelen? Als je ze zou schieten zou de huid immers beschadigen, waardoor die niet langer geschikt is voor de verkoop.
Hoe gaan wij om met onze energiebronnen? Waarom nucleaire energie als de goedkope energiebronnen, zon, wind en water, gewoon voorhanden zijn? Hoe gaan wij in de eigen woonomgeving om met buren? Maken wij teveel lawaai, en zijn wij de buren daardoor tot overlast? Wat doen wij met afval? Allerlei vragen waar in de samenleving verschillend over wordt gedacht en waar verschillende mensen weer verschillende oplossingen voor hebben. Maar als onze maatschappij hier nu zo mee bezig is, heeft de joodse traditie daar dan ook iets speciaals over te zeggen? Welke rol speelt onze eigen traditie in dit soort
kwesties? En heeft onze traditie vandaag voor ons nog praktische betekenis?
Voor het beantwoorden van die vraag moeten wij terug naar de basis, naar het begin van de Tora. Beresjiet 1:28 geeft het eerste aanknopingspunt voor een joodse theologie van de aarde. Nadat de schepping was voltooid en de mens de kroon op de schepping was geworden, sprak God tot Adam: 'Wees vruchtbaar, vermeerder je, vul de aarde en bedwing haar; heers over de vissen van de zee en de vogels in de lucht, over alle levende dieren die zich op aarde voortbewegen'. De joodse middeleeuwse commentatoren leggen de term 'bedwing haar' uit naar de mens toe, omdat hij het dominante element is in de schepping. De mens kan zijn wil opleggen aan alle andere levende organismen. Nachmanides (1194- 1270) legt uit: 'dat de mens wet en macht op aarde kreeg, om te doen wat men wilde met de dieren en alles wat zich kruipend over de aarde voortbewoog; om te bouwen en vegetatie te ontwortelen; om kopermijnen uit heuvels te maken en al dat soort activiteiten te ontplooien'. Maar de mens kan die verantwoordelijkheid maar beperkt uitoefenen.
Het is opvallend dat de Tora de frase 'bedwing de aarde en heers over vissen, vogels en alle levende dieren', meteen ook weer inperkt, want alleen het gewas op de aarde, de bomen en boomvruchten zijn bedoeld om van te eten (Beresjiet 1:29), niet de dieren.
De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Lust tot onderzoek en verzamelen - Julie-Marthe Cohen
In het voorjaar van 1899 werd op de Nieuwe Herengracht in Amsterdam de nalatenschap van David Henriques de Castro Mzn. (1826-1898) geveild. Behalve penningen, porselein en prenten en tekeningen van Amsterdam liet De Castro een grote bibliotheek na, van met name hebraica en judaica. De bibliotheek weerspiegelde De Castro's diepgewortelde belangstelling voor de geschiedenis van de Portugese joden, in het bijzonder voor die van Amsterdam. Vanuit dezelfde belangstelling begon De Castro in 1865 met zijn onderzoek op het oudste gedeelte van de Portugees-joodse begraafplaats Beth Haim in Ouderkerk aan
de Amstel. In zijn boek Keur van grafsteenen, van 1883, deed hij verslag van zijn navorsingen, met een inleiding over de ontstaansgeschiedenis van de begraafplaats en beschrijvingen en foto's van ruim dertig grafzerken. Daarmee onderkende De Castro als eerste de historische betekenis van deze begraafplaats.
David Henriques de Castro werd op 22 januari 1826 geboren in een voorname en welgestelde Portugees-joodse familie van Amsterdam, als zoon van Mozes Henriques de Castro (1803-1848) en Esther Teixeira de Mattos (1803-1863). Zijn betovergrootvader was een koopman in tabak en wol, die zich voor 1739 vanuit Bayonne in Amsterdam vestigde. De door hem opgerichte handelsfirma D.H. de Castro werd door zijn nazaten tot in de negentiende eeuw voortgezet. Binnen de joodse gemeente waren de De Castro's actief in bestuurlijke functies, waaronder die van parnas en kerkeraadslid.
Over De Castro's jeugdjaren is weinig bekend. Hij bezocht in Amsterdam de Latijnse school, die hij echter vanwege zijn zwakke gezondheid vroegtijdig moest verlaten. Daarna kreeg hij thuis les in wiskunde en klassieke talen en leerde hij ook Spaans en Portugees. In 1850 trouwde hij met jonkvrouw Sara Lopes Suasso de Pinto (1822-1892) en had met haar vijf kinderen. Dankzij zijn vermogen hoefde De Castro niet te werken en vervulde hij verschillende bestuursfuncties binnen de joodse gemeente en bij sociaal-joodse instellingen.
De bibliotheek
In 1854 erfde De Castro een deel van de bibliotheek van zijn oudoom, de letterkundige Aron Henriques de Mesquita jr. (1783-1854). Deze nalatenschap vormde de basis van zijn bibliotheek, die in de loop der jaren zou uitgroeien tot een van de belangrijkste particuliere joodse collecties, met name op het gebied van Nederlandse sefardica. Amsterdam was als centrum van een levendige handel in judaica en hebraica de plaats bij uitstek voor het uitbreiden van zijn verzameling boeken. Alleen al tussen 1850 en 1900 werden er ongeveer veertig veilingen gehouden. In de jaren zestig kwamen de bibliotheken van de
letterkundige Isaac da Costa (1861) en de sociaal ge‰ngageerde arts Samuel Sarphati (1866) onder de hamer, waarvan De Castro onder meer drie werken kocht van Daniel Levi de Barrios, de oudste geschiedschrijver van de Portugees-joodse gemeente van Amsterdam. De Castro's joodse bibliotheek omvatte een breed scala aan onderwerpen: van Nederlandse en Portugees-joodse geschiedenis en de joods-christelijke polemiek tot joodse mystiek en religie (waaronder religieuze gebruiksliteratuur, ethische verhandelingen, gelegenheidsgebeden en prekenverzamelingen).
De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service
Het boek is uit, het leven begint - Shirah Lachmann
Haar serene uitstraling maakt even plaats voor kwajongensachtige pret, wanneer Tsruya Shalev zich weer de discrepantie herinnert tussen haar eigen leven en dat in Liefdesleven, de roman die zij op dat moment aan het schrijven was. 'Het was raar. Een aantal van de erotische passages schreef ik zo ongeveer met de baby op mijn schouder. Of ik was bezig met de lunch voor mijn dochter, wanneer zij uit school kwam. Maar met mijn hoofd was ik heel ergens anders'.
Liefdesleven is het verhaal van Ariëh en Ja'ara, die een onstuimige relatie met elkaar krijgen. Niets bijzonders, maar... Ariëh is een zestiger, Ja'ara nog geen dertig. Hun verhouding heeft duidelijke sado-masochistische trekjes en Ariëh is ook nog eens de beste vriend van haar vader - of toch haar moeder? Dat laatste is een van de dingen die Ja'ara zich geleidelijk gaat realiseren.
Voor Nederlandse lezers misschien nog steeds geen opmerkelijke thematiek - en aanvankelijk komt het boek ook wat traag op gang -, maar in Israel zorgde het boek in 1997 voor veel commotie. Het komt er niet zo vaak voor dat een schrijver het sexleven van zijn of haar hoofdpersonen zo ondubbelzinnig in kaart brengt. 'Ik wist dat het boek erg extreem was. Ik dacht dat maar weinigen zich ermee zouden kunnen identificeren, maar het was groot succes. Ik was zó verbaasd dat het dé bestseller van 1997 werd.'
Therapie
'De reacties waren erg uitgesproken. Ik kreeg veel telefoontjes en brieven van vrouwen. Zij vonden dat mijn boek hen had genezen; het was een soort therapie voor hen geweest. Het had hun geholpen eindelijk los te komen van een leven van bezeten liefde en vernederingen. En dat bleek een collectieve ervaring te zijn, dwars door de generaties heen. Jonge vrouwen, maar ook grootmoeders. Veel feministes vinden het ook prachtig; enkelen van hen vertelden mij van ervaringen vergelijkbaar zijn met die van Ja'ara. Maar
er waren ook mensen die Liefdesleven kochten en het niet konden uitlezen; het was té provocerend. Ik werd op straat aangesproken door mensen met heel emotionele vragen over het boek. Zodat ík hun moest vertellen: hé, het is maar een boek. Natuurlijk, toen ik aan het schrijven was, hield het mij serieus bezig. Ik werd er zelf ook heel emotioneel van, zoals bij de scène dat Ja'ara naar het vliegveld gaat om haar man op te halen. Ik wilde écht dat Jonni en zij samen zouden blijven en een normaal leven zouden leiden, maar toen...' Shalev zwijgt even, denkt na en vervolgt dan: 'Ik schrijf heel intuïtief. Tot het eind wist ik niet wat er zou gebeuren. Ja'ara kon gewoon niet met hem praten. Dat was een heel triest moment voor mij.'
Wat mijzelf vooral aanspreekt in Liefdesleven, is de wijze waarop Shalev heel subtiel en heel geleidelijk aannemelijk maakt waarom Ja'ara voor een relatie met Ariëh 'kiest'. Want eigenlijk vindt zij hem een engerd, een engerd met een mooi lichaam en een lelijke kop. Het ongelukkige huwelijk van haar ouders, een relatie die helemáál doodbloedde na de dood van Absalom, hun tweede kind, heeft Ja'ara ontworteld.
De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods geloof nr. 5 1999
Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service