Morénoe haRav Jaap Soetendorp

Voor veel oudere leden van de LJG Amsterdam lijkt het soms nog maar gisteren dat rabbijn Jacob (Jaap) Soetendorp zijn gemeente verliet en naar Zweden vertrok. Samen met hem hadden zij zich door die moeilijke naoorlogse jaren heen geslagen. Gezamenlijk hadden zij gezorgd dat er een eigen synagoge kwam. Een idee dat anderen in die dagen voorkwam als waanzin. Slechts vier jaar later overleed Jaap Soetendorp in Göteborg, deze zomer 25 jaar geleden. Voor de redactie aanleiding een aantal mensen die hem goed kenden en met hem samenwerkten, te vragen naar het wezen van deze eigenzinnige, bevlogen en erudiete gevoelsmens. Voor mijzelf is hij nooit meer geweest dan die imposante man daar ver weg op het podium, die ik van tijd tot tijd in actie zag wanneer ik bij mijn grootouders logeerde. Ook zij spraken vaak met veel liefde over Jaap Soetendorp. - SL

Jaap Soetendorp en ik waren tijdgenoten. In leeftijd scheelden wij een half jaar. Toch geloof ik niet dat wij elkaar in de jaren vóór de oorlog ooit hebben ontmoet. Dat kwam in hoofdzaak omdat wij een wezenlijk verschillende achtergrond hadden. Jaap groeide op in joods Amsterdam. Ik in geassimileerd Den Haag. Na de oorlog werden onze ontmoetingen veelvuldig. Ik weet niet meer of zij dateren van de tijd dat Jaap redacteur van het Nieuw Israelietisch Weekblad was, of van een van de vele keren dat hij in Nederland was als sjaliach (afgezant) van de een of andere organisatie in Israel. Ik weet wel dat wij in de eerste naoorlogse jaren veel hebben gepraat. Over de toekomst van Joden en het Jodendom in Nederland en in Israel vooral. En dat ik tot mijn verrassing ontdekte dat wij daarover op menig gebied eender dachten.

In 1953 verkeerde de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam in een ernstige crisis. Het ontbrak er aan duidelijke geestelijke leiding. Ik denk dat er nog iets aan de hand was. Het liberale Jodendom hier te lande is in zijn beginstadium gedragen door Joden die in de jaren dertig uit Duitsland hierheen waren gekomen. Zo'n twintig jaar later begon hun kracht te tanen, terwijl er nog geen duidelijke groep Nederlandse Joden was om hun plaats over te nemen.

In het late najaar van 1953 was een klein groepje mensen bijeen in de woning van de ambassadeur van Israel om de eerste jaartijddag van Israels eerste president, Chaim Weizmann, te gedenken. Jaap Soetendorp was daar ook. Ik zag hem staan bij het raam. Ineens flitste door mijn hoofd: Jaap zou de leiding van de LJG Amsterdam kunnen vervullen. Hij was met zijn gezin uit Jeruzalem teruggekomen naar Amsterdam en hij had nog geen duidelijke functie in joods Nederland. Onder de aanwezigen bevond zich tevens de toenmalige voorzitter van de LJG Amsterdam. Terstond maakte ik hem deelgenoot van mijn gedachte. Hij keek eerst mij aan en toen naar Jaap Soetendorp en vroeg mij of ik het echt meende. Mijn bevestigend antwoord was het einde van ons gesprek.

Enkele dagen later belde hij mij op en nog enige dagen later volgde een ander bestuurslid. Beiden met de vraag of ik werkelijk dacht dat Jaap ‘het zou kunnen'. Blijkbaar heeft het bestuur van de LJG Amsterdam zijn aarzelingen overwonnen. In 1954 is Jaap Soetendorp in Amsterdam benoemd. Wat een moed en wat een geweldige keuze!

Jaap Soetendorp, tezamen met Mau Goudeket, heeft de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam gemaakt tot wat zij nu is! - RAL

De andere bijdragen zijn te lezen in Levend Joods Geloof nr. 6 2001

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Een fietsende chazzan op Long Island? - Shirah Lachmann

Het zal veel LJG'ers van andere kehilles dan de Amsterdamse ongetwijfeld zijn ontgaan, maar de landelijke Oneg Sjabbat was de laatste keer dat men chazzan Avery Tracht voor de hele liberaal-joodse gemeenschap in actie heeft gezien. Gekleed in een zomers crème-wit kostuum geeft hij vanachter de piano uitleg en aanwijzingen over allerlei religieuze gezangen. Enthousiast laat hij zijn ‘cursisten' staaltjes ten beste geven van tweestemmige zang. Gezangen die een modern arrangement kregen van mensen als Herbert Fromm, Max Wohlberg en, uiteraard, Louis Lewandowski.

Eind juli komt er een definitief einde aan het dienstverband van Tracht bij de LJG Amsterdam. Na exact tien jaar gaat hij terug naar de Verenigde Staten. Tracht was al enige tijd bezig met sollicitaties in Amerika, maar geheel onverwacht geraakte dat proces in een stroomversnelling. Twee gemeenten wilden hem hebben; Tracht koos voor de reform gemeente Lynbrook op Long Island.

De chazzan heeft overigens niet alleen in Amsterdam zijn sporen achtergelaten. Ook de huidige LJG Noord-Nederland heeft veel met hem te maken gehad. Met enige regelmaat reisde hij 's avonds op en neer naar Friesland om die gemeente - toen nog in oprichting - te onderrichten over de taken van een voorganger. En bij de voorbereidingen voor het religieuze gedeelte van de landelijke Oneg heeft een flink aantal van degenen die die dag een stukje zouden lajenen een beroep op hem gedaan voor een cassetteband van hun tekst.

Familie

Zijn belangrijkste reden om terug te gaan, is een heel eenvoudige. Tracht: ‘Ik mis mijn familie. Ik zie ze niet vaak genoeg. Mijn vader is al tachtig en hij is gediagnosticeerd met prostaatkanker. Maar de artsen denken het onder controle te kunnen houden. Toch is het geen prettig bericht. New York is óók niet dicht bij Las Vegas, waar hij woont, maar het is toch wat anders om van New York naar Vegas te vliegen dan vanuit Amsterdam.

‘Vanaf het moment dat ik was vertrokken uit de Verenigde Staten klaagden mijn ouders dat ik zo ver weg was, maar het is meer een psychologische afstand. Toen mijn moeder in 1993 aan haar hoofd zou worden geopereerd, vond ik dat een hele nare gedachte. Er werd wel gezegd dat het geen ingrijpende operatie zou zijn, maar toch.... Ze gingen haar hoofd openen! Dus heb ik niets gezegd, ben gewoon op het vliegtuig gestapt en ik wás daar, de avond voor haar operatie. Mijn zus uit San Francisco en mijn broer uit Washington waren er niet; zij dachten dat het écht geen zware ingreep zou zijn. Toen ik echter hoorde dat moeders oudere zus wél kwam, had ik een slecht gevoel. Maar eigenlijk wilde ik m'n moeder op dat moment alleen laten zien dat die geografische afstand geen verschil maakte. Mijn oude kamergenoot denkt dat de druk van de familie de voornaamste reden is. Als ik het me had kunnen permitteren mijn familie vaker te bezoeken, was het denk ik wel anders geweest.'

Stijl

Hoe een Amerikaanse reform dienst hem zal bevallen na Amsterdam weet Tracht nog niet. Toen hij nog op de school voor chazzanim zat, had hij een studentenbaan bij een ouderwetse (!) reform gemeente. ‘Dat was bijna High Church.' Zelf is hij opgegroeid in een middle of the road conservative synagoge, waar dagelijks minjanim waren. Maar voor het gezin Tracht was hun Jodendom meer een cultureel gebeuren.

‘Hier in Amsterdam lijkt de stijl nu veel meer op conservative (al was mijn sjoel vromer). Ik neem aan dat Lynbrook een standaard Amerikaanse reform dienst houdt.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr. 6 2001

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Oprichting leerstoel wordt hoog tijd - RAL

Het is intussen ruim anderhalf jaar geleden dat een gezelschap academici bijeenkwam om zich te beraden over noodzaak en mogelijkheid om te komen tot een volledige leerstoel voor joodse studiën in Nederland. In tegenstelling tot de situatie in vele andere landen ontbreekt het hier aan zo'n leerstoel. Wel zijn er enkele bijzondere leerstoelen, maar die beperken zich tot tamelijk nauw omgrensde deelgebieden.

Het initiatief om tot de hier bedoelde forumdiscussie te komen, was uitgegaan van het Menasseh ben Israel Instituut voor joodse sociaal-wetenschappelijke en cultuurhistorische studies en het Nederlands Genootschap voor Joodse Studiën. Het is tekenend voor de situatie hier te lande dat men, zelfs in kringen waar men belangstelling heeft voor joodse zaken, deze beide instellingen (of althans één ervan) niet kent. Wetenschappelijke studie van het Jodendom is blijkbaar iets dat zich in strikt besloten kring afspeelt. Gelukkig zijn de bijdragen aan de vermelde forumdiscussie in druk verschenen en dus voor ons kenbaar geworden. Behalve dat de publicatie eindigt met een opsomming van dertig wetenschappelijke onderzoeken, waarmee individuele geleerden bezig zijn, is er ook nog een overzicht van een drietal collectieve projecten waaraan in academisch verband wordt gewerkt.

Decimering

Opmerkelijk is dat er (afgaande op mij bekende namen) onder de dertig academici die met individuele onderzoeken bezig zijn, slechts zeven Joden zijn. Ook daar weerspiegelt zich de decimering van de joodse bevolking van Nederland. De groep waaruit degenen zouden moeten voorkomen die zich zouden kunnen bezighouden met, wat in negentiende-eeuws joods Duitsland Wissenschaft des Judentums heette, is klein geworden. Bovendien was - met uitzondering van het terrein der geschiedenis - actieve deelname aan de joodse wetenschap hier nooit erg groot. Van de vooroorlogse rabbijnen is het vooral de Haagse opperrabbijn I. Maarssen geweest die joods wetenschappelijk werk van enige omvang heeft nagelaten.

Uitzondering op het ogenschijnlijk geringe aandeel dat Nederlandse Joden hebben gehad in de wetenschappelijke behandeling van joodse onderwerpen vormt (als gezegd) de geschiedschrijving van de Joden alhier. Dat begint al in de negentiende eeuw en zet zich voort in de eerste helft van de twintigste eeuw. Na de oorlog volgt een stroom van Sjoa-literatuur. Deels is die van emotionele en nostalgische aard, anderdeels betreft het ook wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast verschijnt er een belangrijke productie van historisch onderzoek dat niet specifiek is ingegeven door de Sjoa. Hier wordt het grootste deel van de auteurs wél gevormd door joodse geleerden. Een uitzondering daarop vormen de vele (dikwijls kleine) publicaties over de meestal verdwenen joodse gemeenschappen in provincieplaatsen. De uitgaven zijn meestal van de hand van plaatselijke historici.

Ten slotte dient het werk dat de redactie en medewerkers van het tijdschrift Tenachon publiceren, te worden vermeld. Als er nou één voorbeeld is waarbij kan worden gesproken van joods/wetenschappelijk werk is dat blad het wel.

Gezien wat er onder de noemer ‘joodse studiën' valt, is hetgeen er hier gebeurt al met al niet erg indrukwekkend. Het ontbreekt vooral aan een centraal punt waar een coördinerende en stimulerende werking van uit kan gaan. De beste concentratie van joodse studiën is nog in Utrecht, waar aan de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit Utrecht en aan de Katholieke Theologische Universiteit aldaar een deel van de joodse studiën redelijk wat aandacht krijgt.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 6 2001

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Moderne Judaica in alle schakeringen - Shirah Lachmann

Dreidels, besamim-houders, sjabbatkandelaars, het gerei van de mohél, kidoesj-bekers, chanoekiot, sederschotels, gerei om de laatste chaméts op te vegen, een jad, Torakronen, mezoezot en rimonim. Het is er allemaal op de tentoonstelling in het Joods Historisch Museum te Amsterdam. Een proeve van de ceremoniële objecten die kunstenaars van de Jeruzalemse Bezalel academie sinds een jaar of vijftien weer meer zijn gaan maken. De tentoonstelling roept vragen op. Juist doordat de vlag die de lading dekt 'ceremoniële objecten' luidt. Wanneer belandt een ritueel voorwerp in het schemergebied tussen ceremonie en kunst? Wanneer is er sprake van vernieuwende vormgeving. Wanneer is het object alleen nog kunst? En is dat dan slecht? Beeldend kunstenaar Eduard Hermans verleent assistentie bij de zoektocht naar antwoorden.

Eduard Hermans studeerde beeldhouwen en keramiek aan de Rietveld Academie en gaf daar als onderwijsassistent tien jaar les in keramische vormgeving. Tijdens zijn studie raakte hij geïnteresseerd in joodse mystiek. Het zoeken naar begrip, naar de verhalen achter voorwerpen en hoe hij zelf ook weer een heel beeldend verhaal zou kunnen vertalen in vormgeving, vond Hermans fascinerend. Voor een tentoonstelling in het JHM ontwierp hij ooit een nér tamid, voor het Jewish Museum in New York een sederschotel. Ook chanoekiot, een houder voor havdala-kaarsen en een wandreliëf naar aanleiding van het tetragrammaton heeft Hermans op zijn naam staan.

Heel globaal

Traditionele regels voor de vormgeving van ceremoniële voorwerpen bestaan er voor zover hij zich kan herinneren niet (het is al een jaar of tien geleden dat hij zich intensief met dit onderwerp bezig hield). 'Voor sommige voorwerpen bestaat alleen heel globaal een voorgeschreven vormgeving. Het uiterlijk is niet in details vastgelegd.' Wat hem op dat gebied veel meer boeide, waren de accenten die werden overgenomen uit de diaspora, 'het oppakken van lokale gebruiken in de eigen riten'. 'Dat iemand er een kunstvoorwerp van maakt vind ik wel fascinerend. Ik noem dat vrije vormgeving: het object glijdt langzaam weg van de oorspronkelijke cultuur. Volgens mij is dat een verrijking, verlevendiging voor de belevenis van de godsdienst.'

Of het object vervolgens als kunst wordt gecategoriseerd, of nog altijd als een ritueel voorwerp is niet de zaak van de kunstenaar. Hermans vertelt van een bezoek aan een vriend in Israel, de edelsmid Moshe Zabari. 'Hij is in hartje Jeruzalem z'n hele leven al bezig met rituele voorwerpen. Hij had een sederschotel staan die na zorgvuldige bestudering de vorm van een geabstraheerde vagina had. Het was heel subtiel gedaan, maar ik vond het toch wel daring. Voor Moshe was het echter zo'n symbool van nieuw leven en zijn vrouw vond het zó vanzelfsprekend.'

De rondgang over de tentoonstelling levert interessante verschillen van inzicht op. De journalist lijkt onbewust de overtuiging te hebben dat als de kunstenaars zelf al een duidelijk verband leggen met een specifiek ritueel voorwerp het eigelijk in zekere zin nog steeds als zodanig te gebruiken zou moeten zijn.

De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 6 2001

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice