La eternidad de la ley de Mosseh - Kenneth Brown

De feestelijkheden waarmee de Liberaal Joodse Gemeente Den Haag het 275-jarig jubileum van haar sefardische (Portugese) synagoge gedenkt, vormen een gepast moment om ook stil te staan bij de rijke letterkundige sefardische erfenis uit de zeventiende en achttiende eeuw, ondergebracht op de Afdeling Handschriften van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Of die documenten rechtstreeks zijn te relateren aan het leven rond de Esnoga en van haar leden valt (nog) niet te bewijzen, maar het kan bijna geen toeval zijn dat er zich op vijf huizenblokken afstand van het gebedshuis een schitterende collectie letterkundige handschriften bevindt, die getuigt van de bruisende sefardische intellectuele activiteiten in Holland en in deze stad tijdens de zeventiende en achttiende eeuw. Wie de zoektocht naar sefardische handschriften in Den Haag grondig wil aanpakken zou zijn licht zelfs moeten opsteken in de Protokolboeken van de joodse gemeente in het Stadsarchief, in het Rijksarchief en - in een aantal gevallen - op de grafstenen op de oude joodse (sefardische) begraafplaats aan de Scheveningseweg.

Verloren gegane en/of vergeten sefardische letterkundige handschriften zoek ik al dertien jaar, Spaanse handschriften die verloren gingen en werden vergeten al mij hele werkzame - dertig jaar - leven. Mijn reizen hebben me gevoerd naar de Library Company in Philadelphia (Pennsylvania, VS); het Jewish Theological Seminary, de Butler Library van Columbia University en de Hispanic Society of America, alle in New York; de British en de Bodleian Library; de hertogelijke bibliotheek in Wolfenbüttel (Duitsland); de Buma Bibliotheek in Leeuwarden; de Ets Haim collectie en de Bibliotheca Rosenthaliana in Amsterdam; en naar universiteitsbibliotheken in Hamburg, Coimbra (Portugal), Madrid en Jeruzalem. Zelden heb ik echter op één plek zoveel schitterende handschriften aangetroffen. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag heeft een zeer bijzondere collectie sefardische handschriften in huis. Bijzonder vanwege de ongekend goede staat waarin de teksten verkeren en vanwege het belang van de werken binnen de Hollands-sefardische culturele geschiedenis.

Maar eerst, welke teksten zijn binnen het kader van de Hollandse (en Hollands-sefardische) Gouden Eeuw aan te merken als letterkundige handschriften en wat is daar zo bijzonder aan? Alles waarop is geschreven kan binnen die definitie vallen, van persoonlijke correspondentie, een verkoopakte, een kanttekening in een gedrukt boek, een opschrift op een schilderij, een inscriptie op een grafsteen, een gedicht dat op de muur van een gevangenis is gekrast, graffiti, tot een symbool of betuiging van liefde gekerfd in de bast van een boom, een vuistdikke verhandeling, of een perkamenten rol. Half april nog kreeg ik bijvoorbeeld KB-manuscript 71 J 57 onder ogen, een mooi en fraai gekalligrafeerd notitieboek, een Liber Amicorum, uit 1599-1651, waarin kennissen of collega's van een toonaangevende professor kort zijn lof konden zingen. In dit exemplaar stond op folio 24 een gedicht in het Latijn, gedateerd op 1602, van Rodericus de Castro, een beroemde Hamburgse arts en sefardische Jood.

Authentiek product

Wat een manuscript onderscheidt van een gedrukte tekst is het feit dat een manuscript nog sporen kan vertonen van de eigenaardigheden van de auteur, het authentieke product van het samenspel tussen hersenen en vingers, dat nog niet is aangetast door losse drukletters, officiële en officieuze censuur, de effecten van handelsgeest of kapitalisme, of onoordeelkundige lezers zoals letterzetters en binders. In dat opzicht is een manuscript een gespecialiseerd handwerk, het product van een enkele auteur of kopiist, of van plaatselijke huisvlijt en kan het gewoonlijk niet op grote schaal worden geproduceerd. Een manuscript geeft een gevoel van authenticiteit, ook al is het wellicht apocrief. De gebruikte inkt was dezelfde waarmee de man of vrouw creatieve ingevingen uitte, die ons aldus op zintuiglijke wijze verbindt met de auteur of kopiist. We weten allen dat autobiografieën en biografieën goed verkopen; middels een handschrift komen wij nog dichter bij de menselijke bron. Dat prikkelt de fantasie!

Een handschrift kan even heilig zijn als de Tora en net als deze een handgeschreven tekst zijn gebleven. Tradities, de wijze van schrijven, mysterieuze achtergronden - al dergelijke aspecten prikkelen onze verbeelding wanneer wij met handschriften werken. Drukwerken daarentegen zijn vrijwel altijd uniform, enkele uitzonderingen daargelaten. Zij zijn het product van typografische rigiditeit. Varianten daarop hebben gewoonlijk weinig gevolgen voor de inhoud. In de wereld van de boekdrukkunst is de mens echter vaak geneigd het gedrukte woord hoger aan te slaan dan het geschreven woord (behalve op een veiling). De vooronderstelling is daarbij dat het gepubliceerde het recht had te worden gepubliceerd, terwijl dat wat alleen een handgeschreven vorm kende, onuitgegeven bleef, het niet waard was middels gedrukte weergave meer mensen aan te spreken. Maar lang niet elk massaproduct kan bogen op betere kwaliteit.

De cynicus zou het belang van handgeschreven werk kunnen afdoen als minimaal en kunnen spreken van letterkundige fossielen of dinosauriërs, maar hoe verklaren we dan het geweldige succes van Jurassic Park of het Museon? Dinosauriërs zijn je van het; en zo ook handschriften. Enige jaren geleden doken enkele ‘nieuwe' handgeschreven bladen uit Anne Franks dagboek, Het Achterhuis, op in Amsterdam. Dat leidde vervolgens tot stormachtige belangstelling en tot onrust onder de bezorgers van de tekst, want edities die eens werden beschouwd als de definitieve versie waren dat niet langer. Dat is de macht die handschriften kunnen hebben.

Oertekst

Maar nu dan een nadere toelichting bij een aantal van de sefardische schatten in de collectie handschriften van de KB. Manuscript 131 C 10 is een rijk uitgevoerde laat zeventiende-eeuwse kopie van Abraham Cohen de Herrera's Spaanstalige verhandeling over de kabbala, Puerta del cielo (‘Deur naar de hemel'). Er bestaan nog slechts vier kopieën van een verloren gegane oertekst, en dit is er een van. Maar het KB-manuscript en een andere kopie in het seminarium Ets Haim in Amsterdam zijn de enige complete versies van dit belangrijke werk. Cohen de Herrera (Italië 1580 - Amsterdam 1635) was een trouwe volgeling van Isaac de Luria Ashkenazi (1534-1572), die in Safed (tegenwoordig binnen de grenzen van Israel) een toonaangevend centrum voor studie van de kabbala vestigde. De nauwgezette artistieke kalligrafie in het KB-manuscript moet het werk zijn geweest van Benjamin Senior Godines, die in de periode 1680-1690 de meest talentvolle schrijver was van de sefardische gemeenschap. Dankzij de verhandeling van Cohen de Herrera konden leden van de sefardische gemeenschapen in Holland kennis nemen van de esoterische leerstellingen en gebruiken van het kabbalisme, en aldus proberen dichter bij HaSjem te komen. In Holland was dat vooral van belang tijdens de tweede helft van de zeventiende eeuw, toen een geweldige Messiaanse furore ontstond onder de sefardische aanhangers van Sjabtai Zwi (1626-1676), ‘de mystieke Masjiach'. Wanneer de wetenschap in de achttiende eeuw de plaats inneemt van de metafysica, verliest het kabbalisme veel van zijn aantrekkingskracht, maar tijdens de Hollands-sefardische Gouden Eeuw was het een zeer gewild onderwerp voor studie, onderzoek en discussies.

Een tweede belangrijk manuscript is 74 G 17, Matatia Aboabs Libro de 60 Treslados (5451, ofwel 1691). Dat manuscript is vlekkeloos gekalligrafeerd en gebonden. Het werk is niet alleen fysiek aantrekkelijk, maar heeft ook een praktische inhoud. De negentien jaar oude sefardische auteur stelde de tekst namelijk op als een handleiding om te leren kalligraferen in een aantal verschillende toenmalige wereldtalen: Hollands, Portugees, Spaans en Hebreeuws. Hij biedt ons zelfs een les aan in gematria, de rekenkundige methode waarmee de ‘esoterische' numerologische waarde van de letters van het Hebreeuwse alfabet wordt berekend. Op folio 57 legt hij bijvoorbeeld uit dat de letter Jod gelijk staat aan het volmaakte nummer tien. Iemand die er alles aan gelegen lag het tetragrammaton netjes en nauwgezet weer te geven, op kabbalistische wijze of niet, kon eigenlijk niet zonder Aboabs handleiding.

Polemische verhandeling

Een derde manuscript, met de signatuur 73 D 7, is een vroeg achttiende-eeuwse kopie van Rabbi Saul Levi Mortera's La eternidad de la ley de Mosseh. Levi Mortera (Italië ca. 1596 - Amsterdam 1660) was de meest vermaarde rabbijn van de Amsterdamse sefardische gemeenschap. Zijn polemische verhandeling was een vurige verdediging van een militant Jodendom dat werd aangehangen door de meeste emigranten die hun weg vonden uit ‘afgodische landen' naar het grootse Jeruzalem van het Noorden, de zeven Verenigde Provinciën van Holland. Een vierde belangwekkend manuscript uit de KB-collectie is een vroeg achttiende-eeuwse kopie van een vroeg zeventiende-eeuws werk: Rabbi Eliahu Montalto's controversiële polemische tekst, Obras do H. H. Montalto Em que Mostra a verdade de Diversos textos e Cazos, que alegao as gentilidadez, para confirmar suas sectas. Net als in het geval van Levi Mortera's verhandeling worden het christendom en andere religies in dit polemische werk onderworpen aan een test, die - uiteindelijk - alleen het Jodendom weet te doorstaan. Beide polemische handgeschreven kopieën hadden feitelijk niet in druk kunnen verschijnen, aangezien de calvinistische overheid en de kerk de joodse gemeenschap die verantwoordelijk was voor het kopiëren en verspreiden van die teksten, sterk zou hebben veroordeeld. De zeventiende-eeuwse Hollands-joodse gemeenschap kon het zich niet veroorloven het gastland en de ‘staatskerk' te beledigen.

Cohen de Herrera's Puerta del cielo bereidde de sefardische intelligentsia voor op een Messiaanse tijd waarin de twaalf stammen van Jisraeel strijdlustig zouden opstaan. Ook dat was geen geschikt werk voor publicatie in een ‘volkstaal', het zou immers visioenen van overdreven grandeur kunnen oproepen onder de sefardische minderheid. Het werd evenwel vertaald en gedrukt in het Latijn en Hebreeuws, talen die niet toegankelijk waren voor de meeste lezers en derhalve minder aanstootgevend voor de censuur.

Pas 25 procent van de meer dan 30.000 manuscripten van de KB is door mijn handen gegaan. In de catalogus duiken andere befaamde sefardische namen op: Orobio de Castro (deze kopie van zijn Fortificacion de la Fee, MS. 74 G 18, werd gekopieerd in 's Gravenhage in 5487), Gabriel Henriques de Castro, Salomo Ben Jehuda, Abraham Gomez Silveyra, Jacob Castello, J. Mendez de Leon en anderen. Deze schat moet worden gekoesterd.

Professor Brown is een deskundige op het gebied van sefardische manuscripten uit de zeventiende en achttiende eeuw. Tijdens zijn sabbatical van de University of Calgary (Alberta, Canada), waar hij Spaanse letterkunde doceert, verschafte het Netherlands Institute for Advanced Study in Wassenaar hem de gelegenheid zijn onderzoek voort te zetten.

De overige artikelen zijn in hun geheel te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2002

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice









'Reclaim what was lost' - rabbijn Menno ten Brink

Dit jaar vond de Europese Regio (ER) conferentie van de World Union for Progressive Judaism medio maart plaats in het Catalaanse Barcelona. De ER is de Europese afdeling van de wereld organisatie van Progressief Jodendom, waar ook het Verbond van Liberaal Religieuze Joden in Nederland lid van is, en waarin wij, als de LJG's in Nederland, altijd een actieve rol hebben gespeeld.

Buiten het gebruikelijke ‘netwerken' tijdens een dergelijke conferentie, het vormgeven aan beleid, het ontmoeten van collega's, het weer opladen van de geestelijke en educatieve batterijen, was het dit keer ook indrukwekkend in Spanje te zijn. Het land dat juist op deze sjabbat (15 maart 2002, 3 niesan) precies 510 jaar geleden zijn joodse inwoners en masse het land uitwees onder dreiging van de dood, door middel van het Edict van de Expulsie van Spanje, uitgevaardigd door Ferdinand en Isabella in Granada, op 30 maart 1492 (overeenkomend met 3 niesan).

Indrukwekkend was de derasja van rabbijn Ariel Edery van de kleine gastgemeente in Barcelona. Hij benadrukte dat er ondanks de uitbanning van de Joden uit Spanje en Portugal, na al die eeuwen toch weer joods leven mogelijk is op het Iberische schiereiland. Wij nemen terug wat ons toen ontstolen is. Op basis van het willen herstellen van de wereld vindt er nu in alle bescheidenheid een tikoen olam plaats van de verwoeste Spaans-joodse wereld. In alle bescheidenheid, want de aantallen zijn natuurlijk gering. De gemeente in Barcelona bestaat uit Spanjaarden die hun marraanse achtergrond hebben weten aan te tonen, en door een vaak moeilijk emotioneel proces van heroriëntatie de weg terug naar het Jodendom hebben gevonden.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2002

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice









Maar het leren van Tora gaat boven alles - Shirah Lachmann

Twee Liberaal Joodse Gemeenten viel 14 april het geluk ten deel een nieuw Séfèr Tora in gebruik te kunnen nemen. Voor de LJG Rotterdam, die 's morgens de spits afbeet, was het de eerste keer dat zij een nieuwe Torarol inwijdde. Bij de LJG Amsterdam was het binnen de tijdspanne van ongeveer vijf jaar alweer de derde keer.

De ceremonies 's morgens en 's middags ontliepen elkaar niet zoveel. Bij beide gemeenten was een grote rol weggelegd voor de jeugd, want ‘Talmoed Tora kenègèd koelam, zei de jeugd. Het is onze taak ervoor te zorgen dat zij dat [principe, sl] ook weer kunnen doorgeven aan hún kinderen', aldus rabbijn Menno ten Brink. Een uitspraak die rabbijn David Lilienthal 's middags in iets andere bewoordingen herhaalde. Daar schetsten zeven Netzer-jongeren kort het karakter van de af te schrijven letters. Rotterdam hield het verder op een wat informelere inwijding, in Amsterdam vond die plaats binnen het kader van een mincha-dienst.

Ingetogen

De opkomst in Rotterdam was zeer behoorlijk, maar het leek wel of de gemeente zich aanvankelijk niet goed raad wist met de voor haar nog onbekende rol van vreugdevolle ontvanger. Heel ingetogen kwam de inwijding op gang. Bij het binnendragen van de nieuwe Torarol kwamen de gemeenteleden eerst goed los en toen de sofeer, rabbijn Akiwa Garber, op de vingers gekeken door degenen namens wie hij de laatste zeven letters af schreef, zich aan zijn taak zette, begaf het ene na het andere gemeentelid zich naar de bima om zelf ook een glimp op te kunnen vangen van het voltooien van het manuscript. Reikhalzend keek men langs elkaar heen, terwijl de sofeer en zijn ‘secondanten', degenen die met regelmaat uit de Tora lajenen, die ceremonie onverstoorbaar afrondden.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2002

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice









Eens bloeide op Hispaniola joods Sosua - Anita Bruynjé

Aan de noordkant van de Dominicaanse Republiek, in de provincie Puerto Plata, ligt de toeristenplaats Sosua. Zon, water, genoeg wind om te kunnen kite surfen en niet te veel jetlag, waren de voorkeuren van de kinderen en onszelf voor een vakantiebestemming om ons 35-jarig huwelijksjubileum te vieren. Onze keuze voor Sosua leidde tot een onverwachte ontmoeting met een stukje recente joodse geschiedenis. Dat maakte zoveel indruk dat ik besloot de geschiedenis op te schrijven op basis van hetgeen ik erover las en de gesprekken in Sosua zelf.

Een ANWB-gidsje vermeldt, bijna achteloos, dat ‘de jongste geschiedenis van Sosua nauw verbonden is met de joodse emigranten en vluchtelingen die in jaren '40 de landbouw op poten zetten.' Ik had echter niet kunnen bevroeden dat mijn als grap bedoelde opmerking dat er vast een sjoel naast het hotel lag - en ik dus weer alle mazzel van de wereld had - op werkelijkheid zou blijken te berusten.

Synagoge

's Middags komen we aan op het zonovergoten eiland Hispaniola, waar de natuur uitbundig al haar mogelijkheden uitbuit door een combinatie van veel regen 's nachts en zon overdag. En inderdaad ligt direct rechts van ons hotelcomplex tussen de palmbomen en achter een metershoge croton de synagoge. De mageen David in het spitse dak en de menora boven de toegangsdeur zijn voldoende bewijs. We kunnen echter niet het terrein op; het toegangshek zit op slot. Enkele uren later lijken we meer geluk te hebben. Het hek staat nu open en een jonge Dominicaanse vrouw is het erf voor de deur aan het vegen. Helaas kan zij niet veel meer vertellen dan dat dit inderdaad de sjoel is. Nee, komende sjabbat zal er geen avond- en ochtenddienst zijn. Dat gebeurt slechts sporadisch. De vrouw spreekt enkel Spaans en mijn Spaans is absoluut onvoldoende voor een echt gesprek.

Een gesprek met de gastheer van de touroperator, die al tien jaar in de Dominicaanse Republiek woont, levert meer op. Tijdens zijn ‘spreekuur' vraag ik hem of hij me iets kan vertellen over de joodse gemeenschap in Sosua. Hij pakt een eenvoudige plattegrond van het dorp en markeert met z'n pen de plekken waar de joodse families woonden. Bovendien geeft hij de familienamen. Ooit een betere gastheer ontmoet? Vervolgens vertelt hij van een ‘jonge' vrouw (van onze leeftijd), die de dochter van joodse vluchtelingen is en zowel Nederlands als Engels spreekt. Sylvie zou, indien thuis, zeker bereid zijn ons meer te vertellen. Telefonisch krijgt hij echter geen contact. Daar de afstanden in het dorp kort zijn, besluiten we op de bonnefooi naar haar huis te lopen.

Levensverhaal

Sylvie noodt ons in een soort woonkeuken en blijkt vervolgens van onschatbare waarde voor mijn behoefte aan informatie. Over de geschiedenis van joods Sosua kan zij niet zoveel vertellen. Zij is hier geboren als kind van vluchtelingen, een Oostenrijkse vader en Luxemburgse moeder. Haar ouders zijn in de jaren vijftig naar de Verenigde Staten gegaan. Zelf is ze vervolgens na een korte periode in Amsterdam teruggekeerd naar de Dominicaanse Republiek. Maar ze adviseert ons te gaan praten met de voormalige directeur van de school, de 93-jarige heer Hess. Wel heeft zij voor ons een dikke ringband met het levensverhaal van haar vader, vanaf de periode na de Anschluss van Oostenrijk tot de jaren in de Verenigde Staten. Ik krijg die zomaar mee om tot ons vertrek op mijn gemak te bestuderen. We lopen naar het huis van de heer Hess en maken alvast een afspraak met hem.

Tijdens de volgende dagen lees ik het levensverhaal van Otto Papernik, Sylvie's vader.

De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2002

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice