Netwerken in de WUPJ misjpoche - Marja Hené

In Jeruzalem werd van 15 tot 20 maart ‘Connections 2007’ gehouden, de 33ste internationale conferentie van de World Union for Progressive Judaism. Vanuit Nederland werd aan deze conferentie deelgenomen door rabbijn Awraham Soetendorp, rabbijn Menno ten Brink, Frank en Yvonne Cohn, Tons en Petra Katzenstein en Ralph en Marja Hené.

Met nog vers in ons geheugen de dierbare herinneringen aan de vorige conferentie in juni 2005 in Moskou togen we vol verwachting naar Jeruzalem. En nu, terugkijkend op ‘Connections 2007’, kan ik alleen maar zeggen dat zelfs onze stoutste verwachtingen overtroffen zijn.

Wat maakt zo’n conferentie zo bijzonder? Allereerst natuurlijk het samenzijn met zoveel geestverwanten uit de hele wereld. Het is als een enorme misjpoche met wie je gedurende deze dagen vreugde en ontroering deelt, ervaringen uitwisselt en waarin je vooral ook van elkaar leert.

Er was de vreugde om het weerzien met bekenden tijdens de openingsavond in het theater van de YMCA; vreugde om de aanwezigheid van zoveel jongeren, onder wie Lesha uit de voormalige Sovjet-Unie. Met zijn rap van ‘Mo’adé lefanecha’, de schlager van Moskou, bracht hij ook nu de meisjes in extase!

De volgende ochtend inspireerde rabbijn David Ellenson, president van het Hebrew Union College, met zijn keynote speech ‘Lessen uit het verleden - een visie voor de toekomst’. De basis van de World Union is om de traditie van vorige generaties in overeenstemming te brengen met de huidige veranderende wereld. Er is de afgelopen tachtig jaar al heel veel bereikt en daar mogen we best trots op zijn. Nu ligt er de uitdaging om een begin te maken met het creëren van de toekomst.

Ochtenddienst

Als we alleen voor de sjabbatochtenddienst naar Jeruzalem waren gekomen, dajénoe! - dan was dat al meer dan voldoende geweest…. Na de regen en zelfs natte sneeuw van de voorgaande dagen werden we nu verrast door een stralende zon die het uitzicht vanuit de Blaustein Hall op de Oude Stad nóg indrukwekkender maakte. We volgden de dienst in een herziene uitgave van de speciale World Union conferentie-sidoer, aan de totstandkoming waarvan rabbijn David Lilienthal een groot aandeel heeft gehad. In de vertaling passeren de talen van alle deelnemers de revue en ik heb het als een grote mitswe ervaren ‘Sjochén Ad’ in het Nederlands te mogen voordragen.

Voor een aantal lezers van dit blad is acteur/zanger/componist Danny Maseng geen onbekende. Hij was in november 2006 in Amsterdam voor het Joods Muziekfestival en gaf een concert in Den Haag. Ook in de kring van de World Union is men erg gecharmeerd van zijn talenten, onder andere als componist van hedendaagse liturgische en synagogale muziek. Zijn fans zijn tijdens de conferentie ruimschoots aan hun trekken gekomen met optredens op de openings- en slotavond, zijn hartverwarmende bijdragen aan de sjabbatochtenddienst en een twee uur durend concert op zaterdagavond. Wie zijn ‘Ma Towoe’ eenmaal heeft gehoord, raakt de melodie niet meer kwijt. Een volgend concert in ons land van deze bijzondere man is een must.

Een totaal andere sfeer tijdens de start van de jaarlijkse Riding4Reform. De opbrengst van deze vijfdaagse sponsor-fietstocht komt ten goede aan projecten in heel Israel, zoals voor moeders en dochters die in de gelegenheid worden gesteld bat mitswa te worden of voor het organiseren van Tora-leersessies op verschillende plaatsen in het land. Zowel de tocht zelf als ook de daaruit voortvloeiende activiteiten zijn een uitstekende manier om de Israel Movement for Progressive Judaism meer bekendheid te geven.

De vijftig deelnemers werden toegesproken, toegezongen en uitgezwaaid door de conferentiegangers. En bij het vertrek onderbraken een paar ultra-orthodoxe mannen in de King Davidstraat zelfs hun ochtendwandeling om dit spektakel gade te slaan.

Rabbijn David Saperstein maakte ons bewust van de rol die we kunnen (en moeten) spelen in zaken rond sociale rechtvaardigheid, tikoen olam, die een integraal deel van ons joodse leven uitmaken. In een van de aansluitende workshops kwam aan de orde dat vooral de volgende generatie hierbij betrokken moet zijn, omdat dit onderwerpen zijn die de jongeren sterk aanspreken. Ik denk dat het Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom deze uitdaging ook in Nederland moeten aangaan.

Schoolprogramma

In het kader van de field-trips kozen wij voor een bezoek aan Modi’in, om kennis te maken met het werk van kehillat Yozma en met het schoolprogramma in het bijzonder. Een eerste klas van de basisschool zong voor ons delen van de mincha-dienst. De klas maakt deel uit van een gewone school met nog vier parallelle eerste klassen. Ouders kunnen kiezen voor deze speciale klas, die onder auspiciën van Yozma en zijn energieke rabbijn Kinneret Shiryon ‘joodse les’ aangeboden krijgt. Eenmaal per maand wordt havdala gevierd, gevolgd door een maaltijd of barbecue. De leerlingen komen met hun families en vaak is dit een eerste stap naar een hechtere band met de kehilla.

Op de grens van Tel Aviv en Jaffa is een schitterend nieuw complex tot stand gekomen, dat openstaat voor alle segmenten van de Israelische samenleving: Arabieren en Joden, immigranten en ‘oude’ inwoners, arm en rijk, west en oost. Voor de lokale bevolking is er de mogelijkheid samen te komen voor culturele activiteiten en onderwijs. In het bijbehorende guesthouse zijn bezoekers aan Israel welkom.

Nog vóór de officiële opening in april werden de congresgangers gastvrij onthaald in dit Ruth Daniel Centrum en we waren getuige van het aanslaan van de eerste mezoeza.

Na de maaltijd spraken de directeuren van de rabbijnenopleidingen. Na het Hebrew Union College, het Geiger Instituut en het Leo Baeck College was de beurt aan rabbijn Soetendorp, die bij afwezigheid van rabbijn Lilienthal het Levisson Instituut vertegenwoordigde. Voor een muisstille zaal wist hij in tien minuten niet alleen een uitstekende indruk te geven van onze Nederlandse opleiding, maar gaf hij bovendien een beeld van onze kehillot en van het Verbond.

De laatste dag kende veel hoogtepunten. Ontroerend was de hulde aan Norman en Noreen Elijah uit Bombay voor hun jarenlange onafgebroken toewijding voor de gemeente daar. Grondleggers van de sjoel die in de jaren negentig door brand werd verwoest. Toch zijn zij met elan doorgegaan om aan de toekomst te werken. En dan de presentatie van het ‘Butterfly’ project van Sue Klau uit Puerto Rico: zij probeert 1,5 miljoen vlinders door kinderen te laten inkleuren, waarbij iedere vlinder een kind vertegenwoordigt dat in de Sjoa is omgekomen. Onze leerlingen van Talmoed Tora zijn inmiddels ook hierbij betrokken.

Invloed

Veel te snel waren we toe aan de slotavond in het Israel Museum. De schrijver Amos Oz ontving daar uit handen van World Union president Uri Regev de Maggid onderscheiding. Zijn dankwoord en ook andere beelden en verslagen van Connections 2007 kunnen bekeken worden via de website van de World Union: www.wupj.org

We hebben ons tijdens de conferentie maar al te goed gerealiseerd dat de Israel Movement for Progressive Judaism een belangrijke rol kan spelen in de Israelische samenleving. Maar om meer invloed te krijgen is het nodig groter te worden. Tijdens bezoekjes aan onze - seculiere - vrienden hebben we ook hierover gesproken en we hopen dat zij en vele anderen zich zullen gaan aansluiten. Dit is beter dan te mopperen over het feit dat er vijftien nieuwe rechters zijn benoemd van wie er twaalf ultra-orthodox zijn, waardoor zoals we weten het rechtssysteem nogal eenzijdig is.

Tijdens de slotavond werd de Israel Development Commission geïntroduceerd. Zij beoogt de komende jaren met een enorme financiële bijdrage de positie van de IMPJ te versterken.

Geïnspireerd zijn we teruggekomen en we hopen dit enthousiasme door te laten klinken. In onze agenda staat al de datum van de volgende Connections: 18 - 23 maart 2009 in San Francisco.

De andere artikelen zijn te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2007

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Godsbeelden, mensendaden - Chaim van Unen

‘Je zult je geen gesneden beeld maken van God’ (Sjemot 20: 3)

Ongetwijfeld heeft iedereen wel eens geprobeerd zich een voorstelling van God te maken. Maar wat zíet men dan? Die visualisatie is ofwel heel eenvoudig, ofwel onmogelijk. Toch heeft de mens altijd al beelden - al dan niet imaginair - gemaakt, ook van God. Het hoort, net als ademhalen, bij de menselijke natuur. En dus creëren mensen voorstellingen, ofwel beelden van God. Maar dat is geen vrijblijvende bezigheid. Het raakt altijd de medemens en de samenleving. In een tweeluik onderzoek ik een aantal veel voorkomende beelden van God.

Denken over beelden van God heeft heel veel - misschien wel alles - te maken met beelden die mensen van zichzelf en van elkaar hebben. Om dié reden durf ik het aan dit onderwerp aan te snijden. Bovendien vind ik dat het denkproces over Godsbeelden bij progressieve Joden hoort.

Het maken van beelden is zo oud als de mensheid. Denk maar aan het mooie verhaal waarin Awraham als kind zijn vader duidelijk maakt dat de afgodsbeelden die deze maakt om aan de kost te komen, niets voorstellen. Alle culturen waarmee Jisraeel in aanraking is gekomen, beschikten over grote hoeveelheden prachtige beelden: Egypte, Babylonië, Griekenland en Rome, om de belangrijkste culturen te noemen. Alleen Jisraeel beschikte niet over beelden van zijn eigen God. Dat was en is ten strengste verboden. Hoe verhoudt deze beeldloze leegte zich tot het feit dat mensen het niet kunnen laten eigen innerlijke voorstellingen te vertalen in al dan niet fysiek tastbare beelden?

Beeldvorming

Dit probleem blijft actueel. Mensen maken voortdurend beelden: van elkaar, van hun vijanden, van hun vrienden, van de nieuwe collega, van een nieuw gemeentelid, van de nieuwe buren. En die beelden helpen ons die ander een plekje in ons leven te geven. Als ik eenmaal een indruk heb, (en de eerste indruk is immers de beste, zegt men), dan heb ik een beeld, en daarmee kan ik de ander ‘plaatsen’. Vind ik die persoon aardig, dan drink ik koffie met hem. Zo niet, dan loop ik even een straatje om (of erger).

Ook in Tenach speelt beeldvorming een grote rol. Het maken van beelden is dus verboden. Bovendien lijkt dat verbod niet alleen te slaan op het maken van een beeld van God, zo blijkt in Sjemot 20: 4. In Dasbergs bewoordingen luidt het gebod als volgt: ‘Maak geen gesneden beeld, noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde is, noch van wat in de wateren onder de aarde is’. Het lijkt wel alsof ook beelden van mensen niet zijn toegestaan. Waarom zo’n verbod? Is het maken van beelden zo gevaarlijk?

In elk geval heeft dat verbod ertoe geleid dat Joden nooit tastbare, waarneembare beelden van God hebben gemaakt. Noch zijn er synagogen met beelden van bijvoorbeeld Mosjè, de profeten, of rabbi Akiva. Toch krijgen zij in onze verbeelding wel degelijk gestalte. Overbekend is het kinderbeeld van de oude man met baard, zittend in een grote stoel met een dik boek op schoot, omgeven door prachtige muziek, Mozart of klezmer naar keuze.

Waarom die verbeelding van het onafbeeldbare?

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr. 5 2007

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Wij, burgers van Israel - Simon Soesan

Tegenover ons huis op de Carmel ligt een heuveltje. Op die heuvel bevindt zich een parkje. ‘Het park van de kinderen’, noemen we het. Er staat een herdenkingsmonument met 43 namen erop. Tot 2000 waren dat ‘slechts’ 29 namen, van zonen en dochters uit onze wijk die in onze oorlogen zijn omgekomen. Sinds 2000 zijn er veertien namen bijgekomen van kinderen die zijn gedood bij terreuracties in onze stad.

De basisschool in onze wijk organiseert elk jaar de herdenkingsplechtigheid. Traditioneel begint de dodenherdenking bij het vallen van de avond en is het de dag daarna een treurdag. Om acht uur op de avond van de dodenherdenking gaan alle sirenes in het land af en houden we é%eacute;n minuut stilte. De volgende ochtend om elf uur gaan de sirenes weer af. Deze keer voor twee minuten stilte. Het verkeer, de fabrieken, het leger: alles stopt en iedereen gaat staan. Auto’s op de snelwegen stoppen en mensen stappen uit. Alleen een aantal van onze ultra-orthodoxe joodse medeburgers loopt door en spuugt vaak op de grond. Dat is blijkbaar hun religie.

Ikzelf ben verbonden aan deze basisschool vanaf het moment dat onze oudste er, negentien jaar geleden, naartoe ging. Sindsdien is deze ceremonie iets waar ik met de kinderen en met vrienden altijd heen ga. Hun moeder, zoals vele moeders, kan het niet aan en kijkt thuis naar de officiële nationale plechtigheid op de televisie.

Enkele jaren geleden kwam Bassam er met zijn familie bij. Hoewel ze in een andere wijk wonen en christelijke Arabieren zijn, is dat geen probleem. Onze wijk is een gemengde wijk, wat wil zeggen dat Joden en niet-Joden, zelfs vluchtelingen uit Libanon, er vreedzaam samenleven als burgers van Israel. Hoewel de ceremonie plechtig is, dragen de schoolkinderen gedichten voor, er is ballet, er worden zelfs liedjes gezongen, alles met als onderwerp de gevallen zonen en dochters van onze wijk. Uiteraard wordt er dan niet geapplaudisseerd.

Onze wijk is een doorsnee Israelische wijk. Niets bijzonders, behalve dan misschien het feit dat we in Haifa wonen, waar het samenleven van Joden en niet-Joden heel normaal is, ondanks dat de media in de wereld daar liever geen aandacht aan besteden.

Ook dit jaar helpen Bassam en ik met het voorbereiden van het park.

De rest van dit verhaal is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2007

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice










Bijbelse visies van Adi Nes - Judy Jaffe-Schagen

Een oude man duwt een winkelwagentje voort dat is gevuld met plastic zakken vol lege plastic flessen. Bovenop de flessen ligt een jongetje met blote voeten. Het is duidelijk dat beiden dakloos zijn. De titel van deze foto is ‘Abraham en Isaak’.

Het is een van de veertien foto’s gemaakt door Adi Nes, die nog tot 19 mei te zien zijn in het Helena Rubenstein paviljoen van het Tel Aviv Museum of Art. Nes maakte de serie, genaamd ‘Bijbelverhalen’, tussen 2003 en 2006. Behalve Abraham en Isaak is onder andere ook Noach afgebeeld, als een dronken en dakloos liggend naakt voor een video-automatiek. Hagar is gefotografeerd als bedelaarster en Ruth en Naomi verzamelen groente en fruit aan het einde van een marktdag. De indrukwekkend grote foto’s zijn alle in scène gezet. De afgebeelden zijn acteurs die werden uitgezocht door Nes. Zij beelden daklozen uit, die op hun beurt bijbelse helden laten zien tijdens een dieptepunt in hun leven. De foto’s tonen hoe Nes denkt over de hedendaagse Israelische maatschappij. Ze laten een land zien dat van een idealistische, zorgzame samenleving is veranderd in een kapitalistische, vervreemde maatschappij met grote sociale verschillen.

Winkelwagentje

Het joodse volk gaat terug op de aartsvader Abraham, die een onwrikbaar geloof had in het bestaan van één God. In Berésjit 12:1 staat: ‘De Eeuwige zei tot Awram: “Ga weg uit je land, van je geboortegrond en uit het huis van je vader, naar het land dat ik je zal aanwijzen”.’ Abraham gehoorzaamt en trekt met zijn vrouw Sara naar Kena’an, dat het land Israel zou worden. Daar krijgen zij samen pas op hoge leeftijd een zoon, Isaak, die vervolgens de inzet wordt van een test van Abrahams geloof. God draagt hem op zijn zoon te offeren. Tijdens hun tocht naar de berg Moria merkt Isaak op dat hij hout en een mes ziet, maar geen offerdier. Abraham probeert de waarheid te verbergen en zegt dat God hun zal tonen wat er moet worden geofferd. Eenmaal op hun bestemming bindt Abraham Isaak op het altaar en heft de hand om zijn zoon te slachten. Op het allerlaatste moment weerhoudt een boodschapper van God Abraham van het onmogelijke en zegt dat hij een ram kan offeren in plaats van zijn zoon.

Welk moment de foto afbeeldt, is niet duidelijk.

De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2007

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Een sabbatical in Egypte, deel 3 - Ruth Sohn

Uit het dagboek dat rabbijn Ruth Sohn van januari tot eind juli 2006 bijhield in Egypte. Met haar echtgenoot, rabbijn Reuven Firestone, die in juni 2006 in Amsterdam een lezing hield voor het Levisson Instituut, en hun zonen Noam (16) en Amir (12) woonde zij gedurende het sabbatical van haar man in Cairo. Doel: een beter begrip krijgen van het Arabische gedachtegoed en de cultuur. Deel 3.

5 mei

Voordat we vanmorgen de deur uitgingen voor een bezoek aan de oude synagoges in de voormalige joodse wijk, ontvingen we een e-mail van een vriend met een kopie van een artikel uit de Jerusalem Post. Het beschrijft de ervaringen van Joden die Egypte in de jaren vijftig en daarna verlieten. Volgens het artikel werden ze gesegregeerd, gevangengezet en uiteindelijk ‘verbannen’. Het verhaal week totaal af van het beeld dat ons was geschetst door Carmen, de voorzitter van de joodse gemeenschap in Egypte. Volgens haar zijn Joden in Egypte nooit het slachtoffer geweest van systematisch antisemitisme, zelfs niet toen Nasser aan de macht kwam.

Terwijl we door de smalle straatjes van de oude joodse wijk liepen, zagen we nergens tekenen dat er ooit mezoezot op de deurposten hadden gezeten. Totdat we de Maimonides synagoge bereikten, waar een afbeelding van de stenen tafelen boven de smalle deur zit, was er zelfs geen enkel teken dat er ooit Joden hebben gewoond in deze dichtbevolkte buurt. De synagoge, die dateert uit de 12de eeuw, staat naast de jesjiwa waar Maimonides tot zijn dood in 1204 les gaf. Eeuwenlang kwamen Joden die een of andere ziekte hadden, hier naartoe om te bidden - soms bleven ze zelfs slapen - in de hoop dat Maimonides in hun dromen zou verschijnen en hun zou adviseren hoe zij konden genezen van hun kwalen. De conciërge haalde het slot van de deur en liet ons binnen. Het was een schok om het afbrokkelende omhulsel van een heiligdom binnen te treden; een dak was er niet meer en geen enkele muur was helemaal intact. Door de muren heen was een nieuwe moskee zichtbaar, die schitterde in het zonlicht.

Op de nabijgelegen Chaim Kapucci synagoge zijn geen duidelijk joodse symbolen zichtbaar. Eenmaal binnen blijken de houten deuren van de Aron (de arke waar de Torarollen in worden opgeborgen), te zijn versierd met hoge palmbomen en op de balustrade van de vrouwengalerij is in het Hebreeuws het woord ‘Zion’ geschilderd, om aan te geven in welke richting Jeruzalem ligt.

Er staan nog twaalf synagogen overeind in Cairo, maar de meeste verkeren in ernstige staat van verval. Carmen zet zich een groot deel van haar tijd in voor het onderhoud en de restauratie van de synagogen. Sha’ar Hashamayim en de schitterende Eliahu Hanavi Synagoge in Alexandrië zijn de enige in Egypte die met de meeste feestdagen open zijn.

11 mei

Op vrijdag 28 april trokken meer dan tweehonderd rechters op naar het ministerie van Justitie; zij eisten onafhankelijkheid van handelen voor de rechterlijke macht en protesteerden tegen het feit dat twee twee collega’s, de hervormingsgezinde rechters Hisham Bastawisi en Mahmoud Mekki, voor de tuchtcommissie moesten verschijnen. Honderden medestanders sloten zich aan, ondanks pogingen van de politie om de demonstratie te voorkomen door de avond ervoor tientallen activisten te arresteren. Sommige demonstranten kregen rake klappen van de politie; snel verspreidden ze zich en hergroepeerden een paar blokken verderop. Volgens Human Rights Watch werden er naar aanleiding van deze demonstraties meer dan honderd personen opgepakt en de organisatie houdt een lijst met de namen van de gearresteerden. (Velen van hen, maar zeker niet allen, zijn inmiddels weer vrijgelaten.)

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2007

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Bruggen bouwen van begrip - Clary Rooda

Beneden in de receptie van het hotel staat nog een kerststal met in rood fluwelen letters ‘Merry Christmas’. Boven, in het zaaltje waar we de avond ervoor spraken met studenten van de Universiteit van Betlehem, bedekt iemand het portret van Jasser Arafat voordat we met het ochtendgebed beginnen. Een verslag van een tweedaagse ontmoeting van veertig Joden met Palestijnen in Betlehem in februari 2007.

Twee keer eerder bezocht ik Betlehem. De eerste keer was met Kerstmis, de Geboortekerk was vol met Filippijnen die door hun geduld en zorgzaamheid bij Israeli’s geliefd zijn als particulier verzorger. Het tweede bezoek was met mijn ouders en mijn geliefde. Mijn vader wilde ‘de muur’ zien en vanaf Jeruzalem ben je in vijftien minuten met een Arabisch busje bij het checkpoint, een afschrikwekkende terminal waar je na controle van tas en paspoort geïntimideerd en gedesoriënteerd weer uitkomt. Ditmaal waren het vooral gesluierde moslimmeisjes die de geboorteplaats van Jezus bezochten; hij is tenslotte ook een van hún profeten.

Sluiproute

Maar deze keer ben ik geen toerist. Met een groep van veertig Joden, vooral Amerikaanse en Australische rabbijnenstudenten, neem ik deel aan een ‘Encounter’-programma, bedoeld om toekomstige joodse leiders te informeren over de Palestijnse situatie. Zie www.encounterprograms.org voor meer informatie.

We nemen niet de officiële route via het checkpoint, maar gaan via ‘de achterdeur’ bezet gebied binnen. Via een settlers-road (een weg speciaal aangelegd zodat de kolonisten hun nederzettingen kunnen bereiken) rijden we om Betlehem heen en slaan links af. We stappen uit, lopen een stukje, klimmen over een aarden wal van een meter hoog en staan in Al-Khadr, een dorpje iets ten zuid-westen van Betlehem. Het is duidelijk: de muur is nog niet af en er zijn nog veel sluiproutes.

Ons eerste bezoek is aan de Hope Flowers school die het als haar kerntaak ziet de kinderen op te voeden tot vreedzame en democratische Palestijnen (zie ook het artikel van Eva van Sonderen in het Poerimnummer, red.). Hierbij richt de school zich niet alleen op de kinderen, maar ook op de ouders en de leraren. Ghada Ghabon, dochter van de oprichter van de school die zelf als vluchteling naar Bethlehem kwam, geeft een inleiding. ‘De school besteedt veel aandacht aan de psychologische begeleiding van oorlogstrauma’s. De meeste kinderen komen uit vluchtelingenkampen en hebben behalve met wegversperringen en incidenten met het Israelische leger, ook te maken met aanvallen van moslim-fanatici.’ En dat is iets dat we vaker te horen krijgen tijdens ons bezoek: als er niet snel een oplossing komt, zullen de extremisten het voor het zeggen krijgen.

De mensen met wie wij spreken, hebben allemaal gekozen voor geweldloos verzet, soms na jarenlang actief te zijn geweest in andere groeperingen en soms ook na vele jaren in Israelische gevangenissen. Maar allemaal proberen ze de eindeloze cirkel van geweld en wraak te doorbreken, door te praten met Israeli’s en Joden, door te participeren in interreligieuze dialoog en door op scholen trainingen in geweldloosheid te geven. Of zoals dr Yousef Najajreh, een professor in farmacie gespecialiseerd in kanker-onderzoek, het verwoordde: ‘Onderwijs is een sleutel naar vrijheid. Ik vraag kinderen altijd of ze zelfmoordenaar willen worden of een beroemd dokter. Wat is het om een held te zijn? Hoe kun je mensen het beste helpen?’

Sinds de tweede intifade kampt de school met een groot aantal problemen, zoals te weinig geld om de leraren te betalen, meer dan de helft van de kinderen is ondervoed en de gezamenlijke programma’s met Israelische scholen kunnen niet meer worden uitgevoerd, omdat het Israeli’s verboden is bezet gebied binnen te gaan en de Palestijnen krijgen geen vergunning er uit te gaan. Door deze reisbeperkingen zijn ook vele andere vredesinitiatieven onuitvoerbaar geworden. Of zoals Ilana Sumka, Amerikaanse en coördinator van Encounter opmerkte: ‘Ik zou graag alija willen maken, maar met een Israelisch paspoort kan ik dit werk niet meer doen, dus voorlopig zie ik er maar van af’.

Na het bezoek aan de school gaan we in een aftandse Den Oudsten bus naar Beit Jalla, een dorp dat tegen Betlehem aanligt.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2007

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











De fascinatie van het Kwaad - Ingrid Jap-Tjong

De in het Frans schrijvende joodse Amerikaan Jonathan Littell (New York, 1967) heeft de uitspraak van de Franse auteur Georges Batailles, dat de literatuur vervelend wordt zodra zij zich van het Kwaad verwijdert, kennelijk ter harte genomen voor zijn debuutroman Les Bienveillantes, de memoires van een SS-officier. Zijn boek leverde hem in het najaar van 2006 prestigieuze literaire prijzen op, zoals de Prix du Roman van de Académie Française en de Prix Goncourt. En door deze bestseller is er in Frankrijk vier maanden lang een verwoede polemiek gevoerd over alle aspecten van de Tweede Wereldoorlog, en over de vraag of de Sjoa mag worden gefictionaliseerd.

Voor deze ‘parttime-Amerikaan’, die afwisselend in Parijs en New York heeft gewoond en Franse lycea bezocht, is geweld iets, je zou haast zeggen, vanzelfsprekends. Zijn vader is de bekende spionageschrijver Robert Littell, auteur van De machtsfabriek, waarin de CIA aan de kaak wordt gesteld. Jonathan Littells debuut lijkt het resultaat van een volwassen schrijversbestaan, zoals één interviewer opmerkte. Littell is dan ook een gedreven man. Door zijn werk voor humanitaire missies tegen de honger en voor ngo’s heeft hij vele standplaatsen gehad in conflictgebieden, van Bosnië (eind 1993), Rwanda, Afganistan en Pakistan tot Moskou, in 2001, toen de tweede Tsjetsjeense oorlog begon.

Schuld

De hevige emotie die hem beving toen hij als student de propagandafoto van Stalin onder ogen kreeg van de knappe Russiche Zoya Kosmodemianskaja, bracht hem in 1989 op het idee voor Les Bienveillantes (De welwillende wraakgodinnen). Kosmodemianskaja was wegens sabotage opgehangen door de nazi’s, die voor Moskou stonden, en haar lichaam was half door de wolven opgegeten. Nadien heeft hij zijn idee verder uitgewerkt, gestimuleerd door zijn werk in extreme omstandigheden: hij moest immers onderhandelen bij genocide, en zelfs oorlogsmisdadigers de hand schudden om met succes te kunnen opereren. Maar ondertussen speelde alles wat hij op school en universiteit had geleerd door zijn hoofd. Vooral de Griekse tragedieschrijver Aeschylus met zijn Oresteia en het gedachtegoed van de Griekse filosofen over schuld hebben hem sterk beïnvloed.

‘Mensenbroeders, laat mij u vertellen hoe het allemaal is gebeurd.’ Met deze zin, waarin het beroemde grafdicht van François Villon doorklinkt met het verzoek van de dode aan de voorbijgangers om niet te hard over hem te oordelen, vangt de roman aan. Het is eind jaren zeventig, aan het woord is Maximilien Aue, de tweetalige Duitse zoon van een Franse moeder die in 1913 in de Elzas werd geboren. Nu is hij de eigenaar van een kantfabriek in Frankrijk en kan ‘de drang van binnen’ niet langer weerstaan om zijn levensverhaal te vertellen. En wat een bijzondere geschiedenis! Zo is hij de helft van een twee-eiige tweeling en zijn andere helft, zijn zus Una, is altijd de grote liefde in zijn leven geweest. En hoewel keurig getrouwd en grootvader, praktiseert hij op zakenreis soms nog de herenliefde. Destijds, in de jaren dertig, was hij als pas afgestudeerd jurist na zijn briljante dissertatie over een economisch onderwerp door de protectie van zijn hoogleraar bij de SD beland, de inlichtingendienst van de SS.

SS-informant

Max houdt van klassieke muziek en literatuur, twee hobby’s die steeds door het boek heenspelen met hoofdstuktitels als ‘Toccata’, ‘Duitse dansen I’ en ‘Duitse dansen II’, waardoor hij menselijker wordt. Al schrijvende aan zijn memoires verdedigt hij zijn foute verleden en dialogiseert erover met de lezer die meteen veel hoort over Hitlers strijd in het Oosten vanaf 22 juni 1941, toevallig dezelfde dag dat Napoleon in 1812 Rusland binnenviel, met dezelfde desastreuze afloop. De lezer volgt Max naar de Oekraïne, de Krim, de Kaukasus, voelt met hem de verschrikkelijke kou van de dungeklede, slechtgevoede Duitse soldaten die ingesloten zijn bij Stalingrad in de winter van 1942-1943. Aue is SS-informant, heeft een Oekraïense spion tot zijn beschikking, maar raakt gewond.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2007

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice